NJ 2006, 427
Kapitaalverkeer. Successiebelasting. Juridische fictie volgens welke onderdaan van lidstaat die binnen tien jaar na deze lidstaat te hebben verlaten overlijdt, wordt geacht daar op moment van overlijden te hebben gewoond. Derde staat.
HvJ EG 23-02-2006, ECLI:EU:C:2006:131, m.nt. M.R. Mok
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
23 februari 2006
- Magistraten
A. Rosas, J. Malenovský, S. von Bahr, A. Borg Barthet, U. Lõhmus;
- Zaaknummer
C-513/03
- Conclusie
A-G P. Léger
- Noot
M.R. Mok
- LJN
AV5214
- JCDI
JCDI:ADS115812:1
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën (V)
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2006:131, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 23‑02‑2006
ECLI:EU:C:2005:416, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 30‑06‑2005
- Wetingang
EG-Verdrag art. 56
Essentie
Verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens art. 234 EG, ingediend door het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch bij beslissing van 5 november 2003.
Kapitaalverkeer. Successiebelasting. Juridische fictie volgens welke onderdaan van lidstaat die binnen tien jaar na deze lidstaat te hebben verlaten overlijdt, wordt geacht daar op moment van overlijden te hebben gewoond. Derde staat.
Samenvatting
Art. 73B EG-Verdrag (thans artikel 56 EG-Verdrag) moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een wettelijke regeling van een lidstaat zoals de in het hoofdgeding aan de orde zijnde, krachtens welke de nalatenschap van een onderdaan van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.