NJ 2006, 335
Art. 5 sub 3 EEX-Verdrag. Bevoegdheid ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad. Plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. Vermogensschade bij investeringen van kapitaal in andere verdragsluitende staat.
HvJ EG 10-06-2004, ECLI:EU:C:2004:364, m.nt. P. Vlas
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
10 juni 2004
- Magistraten
C.W.A. Timmermans, J.-P. Puissochet, J. N. Cunha Rodrigues, R. Schintgen, N. Colneric
- Zaaknummer
C-168/02
- Conclusie
A-G P. Léger
- Noot
P. Vlas
- LJN
AY0167
- JCDI
JCDI:ADS115685:1
- Vakgebied(en)
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2004:364, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 10‑06‑2004
ECLI:EU:C:2004:24, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 15‑01‑2004
- Wetingang
EEX-Verdrag 1968 art. 5
Essentie
Art. 5 sub 3 EEX-Verdrag. Bevoegdheid ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad. Plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. Vermogensschade bij investeringen van kapitaal in andere verdragsluitende staat.
Samenvatting
Art. 5 sub 3 EEX-Verdrag (zoals gewijzigd) moet aldus worden uitgelegd dat de uitdrukking ‘plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’ niet ook de plaats omvat waar de verzoeker woont op waar zich ‘het centrum van zijn vermogen’ bevindt op de enkele grond dat hij aldaar financiële schade heeft geleden die voortvloeit uit het in een andere verdragsluitende staat ingetreden en door hem geleden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.