Hof 's-Hertogenbosch, 29-06-2011, nr. 20-003995-10
ECLI:NL:GHSHE:2011:BR0227
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
29-06-2011
- Zaaknummer
20-003995-10
- LJN
BR0227
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2011:BR0227, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 29‑06‑2011
Cassatie: ECLI:NL:HR:2012:BW7372, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2012:BW7372
Uitspraak 29‑06‑2011
Inhoudsindicatie
Hof veroordeelt verdachte voor brandstichting in telefoonwinkel tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar.
Partij(en)
Sector strafrecht
Parketnummer : 20-003995-10
Uitspraak : 29 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 oktober 2010 in de strafzaak met parketnummer 01-849277-10 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1989],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in Huis van Bewaring Grave (Unit A + B) te Grave,
waarbij verdachte ter zake van “opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is” werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft bepleit dat:
- -
verdachte zal worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging;
- -
de voorlopige hechtenis van verdachte zal worden opgeheven.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 april 2010 in de gemeente 's-Hertogenbosch, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht, hebbende hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk door middel van open vuur in een pand/winkel (Christiaan Huygensweg 133) benzine, althans een licht ontvlambare en/of brandbare vloeistof en/of brandbaar materiaal in brand gestoken (tengevolge waarvan een grotere brand is ontstaan), terwijl daarvan levensgevaar voor een ander of anderen, te weten voor de zich in de belendende en/of bovenliggende percelen/woningen bevindende personen en/of terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor voormeld pand en/of de belendende en/of bovenliggende percelen/woningen/winkels en de zich daarin bevindende inboedel en/of goederen te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewijs
- 1.
Het proces-verbaal bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 27 april 2010 omstreeks 03.14 uur gingen wij in opdracht van de meldkamer naar de Christiaan Huygensweg 133 te ’s-Hertogenbosch, alwaar glasgerinkel gehoord was en (de melding hield ook in) dat er ook rook uit de winkel zou komen.
Kort hierop kwamen wij ter plaatse. Wij zagen dat de winkel flink in brand stond en dat er hevige rookontwikkeling ontstond.
In overleg met de officier van dienst is besloten de woningen boven de winkels te ontruimen.
Wij hebben vervolgens de bewoners in veiligheid gebracht.
- 2.
Het proces-verbaal sporenonderzoek – brandonderzoek van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Het pand Christiaan Huygensweg 133 te 's-Hertogenbosch was een telefoonwinkel. Deze winkel maakte deel uit van een winkelcentrum. Het winkelcentrum bestond uit twee appartementencomplexen met op de begane grond winkels en daarboven drie woonlagen met portiekflats.
Rechts naast het pand no. 133 was een supermarkt met de naam [naam] gevestigd. Links naast het pand no. 133 was een herenkapsalon met de naam [naam] gevestigd.
Rondom het winkelcentrum, op de openbare weg, waren door de gemeente bewakingscamera's geplaatst.
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door ons het navolgende bevonden en waargenomen.
De ruit van de winkel en de ruit van de toegangsdeur waren kapot. Tussen de glasscherven die voor de winkel op het trottoir lagen werd een stuk steen (stuk trottoirtegel) aangetroffen dat voor een deel was beroet.
Het rolhek achter de ruit was voor ongeveer de helft gesloten.
De vlammen waren via de kapotte ruiten naar buiten geslagen en hadden vervolgens de luifel voor de winkel aangestraald waardoor er ook brand onder en tussen de luifel was ontstaan (secundair). Hierdoor was de brand ook overgeslagen naar de naastgelegen panden tengevolge waarvan er ook schade aan de naastgelegen panden was ontstaan.
Bij het onderzoek naar de oorzaak van de brand werd gebruik gemaakt van drie speurhonden brandversnellende middelen van het Korps Landelijke Politie Diensten. Door de speurhonden werd op drie plaatsen in de winkel de aanwezigheid van vluchtige brandbare koolwaterstoffen die ook wel voorkomen in brandversnellende middelen aangetoond. Op de plaatsen die door de speurhonden werden aangewezen, werd vervolgens een meting verricht met een gasdetector. Met deze gasdetector werd de aanwezigheid van vluchtige brandbare koolwaterstoffen gedetecteerd. Vervolgens werden op deze plaatsen brandmonsters veiliggesteld en in beslag genomen. Het waren de volgende drie plaatsen:
- -
onderzijde kastje rechtsachter in de winkel, spoornummer AACW9702NL;
- -
boekje op de vloer, midden achter, in de winkel, spoornummer AACW9703NL;
- -
op vloer, linksachter in winkel bij elektra kachel, spoornummer AACW9704NL.
Uit onder andere video opnamen van de bewakingscamera's die op de openbare weg stonden, de detectie van vluchtige brandbare koolwaterstoffen door de speurhonden brandversnellende middelen en de gasdetectie apparatuur kan worden opgemaakt dat de brand in de winkel is ontstaan door het al dan niet opzettelijk achterlaten of inbrengen van vuur, in welke vorm dan ook.
Door de brand is gemeen gevaar voor goederen en/of personen ontstaan. (Winkel op de begane grond van een appartementencomplex waarbij de bewoners van de bovenliggende appartementen, in verband met de gevaarzetting, moesten worden geëvacueerd).
- 3.
De incident-rapportage regionale brandweer Brabant-Noord, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Naam locatie : [winkel]
Straatnaam : Chr. Huygensweg 133
Gemeente : ’s-Hertogenbosch
Tijdstip aanname : 27-04-2010 03:14:30
Meldingsclassificatie BRW : Brand / Binnenbrand / Kantoor/winkel
03:31:52 693: 1ste ts op de vuurhaard, 2de op de ontruiming
04:42:48 HOVD-B: 12 woningen worden opgevangen in de verzorgingscontainer
- 4.
Het deskundigenrapport d.d. 13 juli 2010 van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 30 juni 2010 heeft het NFI het onderzoeksmateriaal ontvangen voor onderzoek naar de aanwezigheid van vluchtige stoffen, ter beoordeling of deze van een ontbrandbare vloeistof afkomstig zijn.
Overzicht van te onderzoeken materiaal
SIN Omschrijving FO
AACW9702NL Brandmonster
AACW9703NL Brandmonster
AACW9704NL Brandmonster
Conclusie brandonderzoek vluchtige stoffen
SIN Conclusie
AACW9702NL Er zijn vluchtige stoffen aangetoond die afkomstig zijn van motorbenzine
AACW9703NL Er zijn vluchtige stoffen aangetoond die afkomstig zijn van motorbenzine
AACW9704NL Er zijn vluchtige stoffen aangetoond die afkomstig zijn van motorbenzine
- 5.
De verklaring van [getuige 1], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik bewoon een appartement gelegen aan het [adres] te ’s-Hertogenbosch. Dit appartement is gelegen boven de winkels aan de Christiaan Huijgensweg te
’s-Hertogenbosch. Boven deze winkels liggen drie etages met appartementen. Op iedere etage zijn acht appartementen.
Op 27 april 2010 omstreeks 03.14 uur bevond ik mij in mijn woning. Ik bevond mij in mijn slaapkamer en ik sliep.
Op voornoemde datum en tijdstip werd er meerdere keren gebeld via de in mijn appartement aanwezige intercom. Ik hoorde via een megafoon dat de appartementen waarvan ik er een bewoon in verband met brand ontruimd moesten worden.
Ik rook een sterke brandlucht. Ik hoorde ook de bel van de voordeur. Toen ik deze opende stond mijn buurman bij mij aan de deur. Ik zag toen dat er rookontwikkeling was in het trappenhuis van mijn appartement. Ik ben toen naar beneden gelopen.
Ik zag dat de brand op de Christiaan Huijgensweg 133 was. Dat was een telefoonwinkel.
Door deze brand is er rookschade ontstaan aan de inboedel van mijn woning oa: kleding, gordijnen, dekbedden, vloerkleed en gestoffeerde stoelen.
- 6.
Het proces-verbaal bevindingen van verbalisant [verbalisant 5], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
In de wijk Boschveld is een winkelcentrum gelegen. Dit winkelcentrum wordt begrensd door de straten Copernicuslaan, Christiaan Huygensweg, ’s-Gravesandestraat en de Celsiusstraat. Rondom dit winkelcentrum zijn 13 beveiligingscamera’s opgehangen
Op 27 april 2010 heeft een brandstichting plaatsgevonden in de [winkel], gevestigd aan de Christiaan Huygensweg 133 te ’s-Hertogenbosch. Naar aanleiding van deze brandstichting ben ik naar de Regionale toezichtruimte te Eindhoven gegaan waar de beelden worden opgeslagen.
Op deze beelden zag ik dat omstreeks 03.09 uur een manspersoon uit de richting van de Van Musschenbroekstraat kwam gelopen. Ik zag dat deze man in zijn rechterhand een witkleurige jerrycan had. Te zien is dat de man een bivakmuts op zijn hoofd draagt en vermoedelijk zwarte handschoenen aan heeft.
Op de beelden is te zien dat de manspersoon op de hoek van de Copernicuslaan met de Christiaan Huygensweg stil staat. De man zet de jerrycan op de grond en kijkt rond.
Vervolgens, omstreeks 03.12 uur, loopt de man met de jerrycan in zijn rechterhand richting de [winkel]. De man zet de jerrycan voor een groot raam van de telefoonwinkel neer. Te zien is dat hij in zijn linkerhand een steen heeft. Deze steen wordt door hem met kracht door de ruit geworpen. Vervolgens trapt de man met een van zijn benen diverse malen tegen de ingegooide ruit. Nadat de ruit nagenoeg geheel vernield is, pakt de man de jerrycan op. Hij stapt met jerrycan in de hand de winkel in.
Omstreeks 03.14 uur is een hevige explosie zichtbaar. Grote vlammen slaan met kracht uit de winkel en blazen een deel van de ruit het aldaar gelegen fietspad op.
Direct op de explosie komt dezelfde manspersoon de winkel uit, door dezelfde ruit. Te zien is dat zijn kleding in brand staat. De man struikelt en verliest een klein, donkerkleurig voorwerp. De man slaat de vlammen op zijn onderlichaam en bovenlichaam snel uit. Vervolgens is te zien dat zijn hoofd blijft branden. De man tracht middels snelle, slaande bewegingen ook deze vlammen uit te krijgen. Ondertussen rent de man weg. Korte tijd later komt de manspersoon terug richting de winkel. De man pakt het kleine, donkerkleurige voorwerp op en rent weer weg.
De vluchtroute van de man is:
- -
vanaf het pand richting Copernicuslaan;
- -
rechtsaf richting onderdoorgang;
- -
onder de onderdoorgang door;
- -
over het Van Coehoornplein richting de ’s-Gravesandestraat.
In de ‘s-Gravesandestraat rent de dader het aldaar gelegen speeltuintje in en komt niet meer uit deze speeltuin gelopen. Zeer waarschijnlijk is de man de brandgang in gevlucht die van deze speeltuin richting de Celsiusstraat loopt. Deze brandgang is direct gelegen achter het blok woningen van de Van Musschenbroekstraat 27 tot en met 59. Het is mij ambtshalve bekend dat de eigenaar van de telefoonwinkel woonachtig is op het adres [adres].
- 7.
Het proces-verbaal bevindingen van verbalisant [verbalisant 5], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op de Christiaan Huygensweg te ’s-Hertogenbosch sprak ik op 14 juni 2010 met de eigenaar en een personeelslid van bakkerij [naam], gelegen in het winkelcentrum. Wij kregen het over de brand die enige tijd geleden had gewoed in de telefoonwinkel van de familie [verdachte].
Ik hoorde dat [getuige 2], de eigenaar van [naam], tegen mij zei dat hij de beelden van de bewakingscamera's op de televisie had gezien. Hij zei mij dat hij meteen aan de zoon van de eigenaar moest denken toen hij deze beelden zag. [getuige 2] zei dat deze jongen, [verdachte], iedere dag voorbij de bakkerij kwam gelopen. Hij zei dat de dader op de beelden qua manier van lopen, lengte en postuur precies op de zoon van [verdachte] leek. Ik hoorde dat een personeelslid van [naam] het verhaal van [getuige 2] beaamde.
- 8.
De verklaring van [getuige 4] (hof: de vader van de verdachte), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
V: Hoe heet de winkel?
A: [winkel]
V: Waar zit die winkel?
A: Christiaan Huygensweg 133 hier in Den Bosch.
V: Hoe werd de winkel afgesloten?
A: Wij hebben in de winkel een alarmsysteem en een rolluik. Wij schakelden bij het weggaan ons alarmsysteem in. Vervolgens loop je weg door de deur. Dan druk ik op een knopje van een afstandsbediening en gaat het rolluik naar beneden. Dan sluit ik de deur met de sleutel. Het rolluik zit aan de binnenkant in de winkel dus.
V: Wie heeft de winkel op 26 april 2010 afgesloten en hoe is dit gegaan?
A: Dat ben ik zelf geweest en ik deed dat op dezelfde manier als ik net vertelde.
V: Hoeveel afstandsbedieningen zijn er van het rolluik?
A: Twee, eentje gebruiken we als reserve.
V: Waar worden normaal gesproken die afstandsbedieningen van het rolluik bewaard?
A: Eentje altijd in een zak van de kleding of de tas van mijn vrouw. De andere afstandsbediening, de reserve, bewaren we thuis. Die ligt in een kast waarvan ik alleen de sleutel heb. Niemand kan in die kast. Ik heb die sleutel altijd in mijn jaszak. Ik heb de sleutel altijd bij me. Als ik slaap zit de sleutel nog in mijn jaszak en leg mijn kleren, dus ook mijn jas met daarin de sleutel, naast mijn bed.
V: U kreeg een telefoontje van een brand in de zaak. Hoe is het vervolgens gegaan met betrekking tot uw sleutels?
A: De sleutel van mijn kast, de kast waarin de reserve afstandsbediening lag, had ik op dat moment bij me. Die zat gewoon in mijn jaszak waar die altijd zit.
Het was ergens rond 03:00 uur a 03:30 uur. Ik had eerder de avond gezien dat [verdachte] naar bed was gegaan. Ik heb, nadat ik was gebeld over de brand niemand wakker gemaakt. [verdachte] heb ik niet wakker gemaakt .Ik ben niet bij hem op de kamer geweest.
Ik ben samen met mijn vrouw naar de winkel gerend.
- 9.
De aangifte van [getuige 4] (hof: de vader van de verdachte), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
De schade schat ik op 30.000,- euro of meer. In de winkel waren verschillende telefoons aanwezig en verschillende bijartikelen.
- 10.
De brief, afkomstig van [bedrijf 1], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Betreft: schade door brand Chr. Huygensweg te ’s-Hertogenbosch
Betreft: Schadedatum : 27 april 2010
Betrokkene : [winkel]
Schadeadres : C. Huygensweg 133
5223 BH Den Bosch
Wij behandelen onder andere de schade die als gevolg van de brand werd geleden door supermarkt [naam], gevestigd aan de Chr. Huygensweg 127, ’s-Hertogenbosch. Deze schade wordt door ons geraamd op EUR 150.000,00.
- 11.
De brief, afkomstig van [bedrijf 1], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Betreft: schade door brand Chr. Huygensweg 133 te ’s-Hertogenbosch
Betreft: : betreft onderzoek brandstichting bij [winkel] aan de Chr. Huygensweg 133
Schadedatum : 27 april 2010
Benadeelde : [naam]
Schadeadres : Chr. Huygensweg 135
5223 BH ‘s-Hertogenbosch
Wij behandelen de schade die werd geleden door “[naam]”. De schade wordt door ons geraamd op EUR 35.000,00.
- 12.
Het proces-verbaal Onderzoek lichaam verdachte [verdachte] van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Door ons werd op 30 april 2010 een onderzoek ingesteld aan het lichaam van de verdachte [verdachte].
Tijdens het onderzoek zagen wij dat de uiteinden van meerdere hoofdharen van de verdachte [verdachte] lichter gekleurd (bruin) waren dan de rest van zijn hoofdharen (zwart). Deze lichtergekleurde haren bevonden zich in een gebied vanaf enkele centimeters boven het linkeroor tot enkele centimeters hoger en over een breedte van ongeveer 10 centimeter. Door ons werden enkele hoofdharen afgeknipt voor eventueel nader onderzoek. Deze haren werden door ons SIN genummerd [SIN AABU9814NL].
- 13.
Het proces-verbaal Kennisgeving van inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 8], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Verdachte
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Beslag
onder de verdachte.
Object : Schoeisel
Aantal : 2
Merk/type : Nike Air Max
Bijzonderheden : Zwart/rood/witte schoenen.
- 14.
Het proces-verbaal Visueel vergelijkend onderzoek schoenen van verbalisant [verbalisant 6], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Van de verdachte [verdachte] werden de schoenen, die hij droeg nadat hij was aangehouden, voor nader onderzoek in beslag genomen.
- 15.
Het deskundigenrapport d.d. 25 juni 2010 van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Overzicht te onderzoeken materiaal
Identiteitszegel Omschrijving
AABU9814NL een bemonstering geknipt hoofdhaar van verdachte [verdachte]
De bemonstering geknipte hoofdharen [AABU9814NL] betreft een groot aantal hoofdhaardelen. Bij ongeveer de helft van deze hoofdhaardelen is microscopisch bij de toppen een verbreding, blaasvorming en/of een (zwart)kleuring waargenomen.
Wanneer een haar sterk wordt verhit dan veranderen de morfologische kenmerken. De haar wordt o.a. breder, er vormen zich blaasjes en de haar verkleurt. Deze kenmerken zijn waargenomen bij een groot deel van de hoofdhaartoppen van de bemonstering geknipte hoofdharen [AABU9814NL] van de verdachte [verdachte]. Er zijn ook hoofdhaartoppen in deze bemonstering van [verdachte] die deze kenmerken niet hebben. Dit kan verklaard worden doordat deze hoofdhaartoppen zich bevonden onder andere haren en daarom niet zijn verhit. De morfologische 'hitte-kenmerken' komen niet van nature voor bij een haarpalet van een persoon. Bovendien worden deze kenmerken niet verwacht bij normaal gebruik van een föhn of stijltang.
De bevindingen van het morfologisch haaronderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer de hoofdhaardelen [AABU9814NL] blootgesteld zijn aan een hittebron dan wanneer de hoofdhaardelen [AABU9814NL] niet zijn blootgesteld aan een hittebron.
- 16.
Het rapport van [bedrijf 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Perceel Christiaan Huygensweg 133 te 's-Hertogenbosch was een winkelpand, dat was gesitueerd op de begane grond en dat deel uitmaakte van een winkelcentrum. Het geheel maakt deel uit van een rij aan elkaar vastgebouwde winkels, die alle op de begane grond waren gesitueerd. Boven de winkels waren appartementen gesitueerd.
De winkelruimte was als gevolg van de brand geheel uitgebrand. Het overige gedeelte van dit deel van het pand had ernstige rook- en roetschade opgelopen. De naastgelegen panden en de appartementen boven de winkel hadden eveneens ernstige rook- en roetschade opgelopen.
In de winkel was achter de etalageruit en de toegangsdeur een stalen rolhek aangebracht (geweest). Deze had bestaan uit ronde horizontaal aangebrachte stalen stangen, die middels korte verticaal aangebrachte ronde stangen met elkaar waren verbonden.
Het rolhek werd in de deels geopende stand aangetroffen. Vanaf de vloer gemeten bevond de onderzijde van het rolhek zich op een hoogte van ongeveer 1,5 meter vanaf de vloer
Het rolhek was in het midden enigszins doorgezakt, maar vertoonde ogenschijnlijk geen sporen van geweld, dan wel sporen die er op zouden kunnen duiden dat men het rolhek op de een of andere wijze door middel van mechanisch geweld had geopend.
In de geleiders en op een aantal plaatsen op de zijkanten van het rolhek werden aftekeningen aangetroffen, die ten opzichte van elkaar correspondeerden. Aan de hand van de mate en wijze van deze aantastingen van de zijkanten van het rolhek en de bijbehorende geleiders, alsmede aan de hand van de aangetroffen aftekeningen op het rolhek en de geleiders werd vastgesteld, dat het rolhek ten tijde van de brand in de stand heeft gestaan, zoals deze bij het onderzoek werd aangetroffen.
Op 6 mei 2010 werd een nader onderzoek aan het rolhek ingesteld. Bij dit onderzoek was tevens aanwezig de heer [getuige 3], werkzaam bij [bedrijf 3]. De heer [getuige 3] had het betreffende rolhek geleverd en geïnstalleerd.
Door de heer [getuige 3] werd voorafgaande aan het onderzoek medegedeeld, dat het rolhek ca. 120 kg woog en dat het technisch niet mogelijk was, dat één persoon het rolhek omhoog kon schuiven. Het rolhek kon hooguit 30 tot 40 cm omhoog worden geschoven en loopt dan aan de bovenzijde vast in de kast. Als men vervolgens het hek loslaat zal deze weer naar beneden zakken.
Nadat de beschermkast aan de bovenzijde van het rolhek was verwijderd, werd zichtbaar dat het rolhek op een normale manier om de as was gedraaid. Er werden geen bijzonderheden/ onvolkomenheden aangetroffen die er op zouden kunnen duiden, dat men het rolluik anders dan met de reguliere afstandbediening had geopend.
Met betrekking tot de aangetroffen stand van het rolhek deelde de heer [getuige 3] mede, dat wanneer het rolhek was gesloten en middels de knop op de afstandsbediening werd geopend, het rolhek normaliter geheel zal worden opgerold. Indien men echter tijdens het oprollen van het hek de knop bediend waarmee het rolhek kan worden gesloten, dan stopt het oprollen en zal het hek stil blijven staan. Door vervolgens nogmaals één van de knoppen te bedienen, zal het hek verder open gaan, dan wel sluiten.
- 17.
De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 5 oktober 2010, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Het klopt dat ik aan de [adres] woon.
- 18.
De eigen waarneming van het hof van de in bewijsmiddel 6 genoemde en ter terechtzitting in hoger beroep getoonde camerabeelden dat:
- -
de schoenen van de op de camerabeelden zichtbare man zijn voorzien van een wit Nike-logo;
- -
de zich op de schoenen van de man bevindende witte vlakken, te weten: op de achterzijde van de schoenen en het vetervlak, ongeveer overeenkomen met de witte vlakken op de schoenen die verdachte droeg nadat hij was aangehouden, zoals deze zichtbaar zijn op de foto’s die als bijlage zijn gevoegd bij het aanvullend
proces-verbaal van politie, onderzoek Bizon, d.d. 15 september 2010, opgemaakt door [verbalisant 8], brigadier van politie.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
- A.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat hij van het hem ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe is op diverse gronden – zoals in de pleitnota verwoord – aangevoerd dat de onderzoeksgegevens op zich noch in onderling verband en samenhang bezien voldoende wettig en overtuigend bewijs opleveren voor betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde brandstichting .
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
- B.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte het volgende.
- i.
Uit het hierboven onder 6 opgenomen bewijsmiddel volgt dat de dader van de brandstichting enige tijd met een brandende bivakmuts heeft rondgelopen.
Uit het haaronderzoek van het NFI volgt dat hoofdharen van verdachte zijn blootgesteld aan een hittebron. Deze omstandigheid is in samenhang met de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen en de hieronder genoemde andere omstandigheden in sterke mate redengevend voor het bewijs, mede vanwege het feit dat de verdachte hiervoor geen enkele andere, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven aangezien hij zich heeft beroepen op zijn zwijgrecht.
ii.
Voorts volgt uit de gebezigde bewijsmiddelen dat de dader van de brandstichting gelopen kwam uit de richting van de Van Musschenbroekstraat, terwijl zeer waarschijnlijk is dat de dader de brandgang direct achter het blok woningen van de Van Musschenbroekstraat 27 tot en met 59 in is gevlucht. Verdachte woonde destijds op het adres [adres].
iii.
Volgens de eigenaar van bakkerij [naam] en een personeelslid van de bakkerij leek de dader van de brandstichting op de beelden van de bewakingscamera's qua manier van lopen, lengte en postuur precies op verdachte.
iv.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen komt naar voren dat het niet anders kan zijn dan dat het rolluik van de winkel is geopend met de reguliere afstandsbediening. Verdachte woonde destijds bij zijn vader en moeder in huis. Een van deze afstandsbedieningen bevond zich altijd in een zak van de kleding of de tas van de moeder van verdachte. De andere afstandsbediening bevond zich in een afgesloten kastje in de woning waar ook verdachte woonde. Hieruit alsmede uit de omstandigheid dat de vader en moeder van verdachte thuis lagen te slapen ten tijde van de brandstichting, trekt het hof de conclusie dat de twee afstandsbedieningen in de woning aan de [adres] aanwezig waren voorafgaande aan de brand. Uit de verklaring van [getuige 4] volgt dat verdachte op 26 april 2010 ’s avonds ook in die woning aanwezig was.
Uit het vorenstaande leidt het hof af dat verdachte voorafgaande aan de brandstichting de beschikking kan hebben gehad over de afstandsbediening. Er is geen aanwijzing dat een ander de beschikking had over de afstandsbediening.
Het hof verwerpt het verweer dat de ouders van verdachte de afstandsbedieningen feitelijk aan iedereen gegeven kunnen hebben, aangezien geen enkele aanwijzing naar voren is gebracht dat de ouders de afstandsbediening aan een derde hebben gegeven en dit evenmin anderszins aannemelijk is geworden.
- v.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, kan uit de verklaring van de vader van verdachte niet worden afgeleid dat verdachte beschikt over een alibi. Immers, de vader van verdachte heeft slechts verklaard te hebben gezien dat verdachte die avond naar bed is gegaan. Hij heeft niet vastgesteld dat verdachte thuis was kort vóór dan wel op het moment (rond 03.00-03.30 uur) waarop hij telefonisch ervan op de hoogte werd gesteld dat er brand woedde in de winkel.
vi.
Gelet op de eigen waarneming van het hof kan niet worden uitgesloten dat de dader van de brandstichting schoenen droeg als die verdachte aan had nadat hij was aangehouden.
- C.
Op grond van hetgeen onder i tot en met vi is overwogen en de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat verdachte de dader is van de onderhavige brandstichting en acht het hof het aan verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierna te melden.
Bijgevolg verwerpt het hof het verweer.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (als hierboven genoemd), in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof het aan verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 27 april 2010 in de gemeente ’s-Hertogenbosch opzettelijk brand heeft gesticht en een ontploffing teweeg heeft gebracht, hebbende hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk in een pand/winkel (Christiaan Huygensweg 133) benzine in brand gestoken (tengevolge waarvan een grotere brand is ontstaan), terwijl daarvan levensgevaar voor anderen, te weten voor de zich in de bovenliggende woningen bevindende personen, en terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor voormeld pand en de belendende en bovenliggende percelen/woningen/winkels en de zich daarin bevindende goederen te duchten was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
en
Opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke brandstichting en het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen te duchten was.
De rechter in eerste aanleg heeft de verdachte ter zake van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen te duchten is, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat:
- -
de door de advocaat-generaal gevorderde straf disproportioneel is;
- -
de door de rechtbank opgelegde straf reeds fors is;
- -
bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met de omstandigheden van het geval, de leeftijd van verdachte en de gevolgen voor verdachte.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- -
de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; in dit verband wijst het hof er op dat de maximumstraf voor brandstichting waarvan levensgevaar te duchten is (vijftien jaren gevangenisstraf) door de wetgever gelijk is gesteld aan de maximumstraf voor doodslag (art. 287 Sr);
- -
de mate waarin door het bewezen verklaarde gevaar is veroorzaakt voor het leven van de zich in de bovenliggende woningen bevindende personen;
- -
de mate waarin door het bewezen verklaarde gevaar is veroorzaakt voor de algemene veiligheid en de bezittingen van burgers;
- -
de omstandigheid dat het bewezen verklaarde grote schade aan andere winkels in het winkelcentrum heeft toegebracht;
- -
de omstandigheid dat het hier gaat om een feit waardoor de rechtsorde wordt geschokt en dergelijke feiten in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid te weeg brengen.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof gelet op:
- -
de omstandigheid dat verdachte, blijkens het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 mei 2011, niet eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld, maar wel tot aanmerkelijke vrijheidsstraffen ter zake van diefstal met geweld en afpersing;
- -
de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Het hof heeft in zijn overwegingen betrokken dat de verdachte, die niet de Nederlandse nationaliteit heeft en in het bezit is van een verblijfsvergunning voor Nederland, mede als gevolg van de onderhavige veroordeling het risico loopt dat hij tot ongewenst vreemdeling wordt verklaard en dat zijn verblijfsvergunning niet wordt verlengd, maar dit brengt het hof niet tot een lagere straf.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
In het bijzonder gelet op het onberekenbare en onbeheersbare risico van een grote brand, waardoor in dit geval het leven van vele personen in gevaar is gebracht en waardoor grote materiële schade is toegebracht, welk risico moedwillig door de verdachte is genomen, en gelet op de vergelijking –wat de maximumstraf betreft – met een delict als doodslag komt het hof, overeenkomstig de eis van het Openbaar Ministerie, tot een gevangenisstraf van zes jaren.
Voorlopige hechtenis
De raadsman heeft ter terechtzitting de opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte verzocht. Het hof wijst het verzoek af, aangezien – gelet op de duur van de door het hof op te leggen gevangenisstraf – het geval van artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zich niet voordoet en ook overigens de verdenking, bezwaren en gronden die tot het laatstelijk verleend bevel tot gevangenhouding hebben geleid, ook thans nog onverkort aanwezig zijn.
De voorlopige hechtenis wordt opgeheven met ingang van het tijdstip waarop de duur hiervan gelijk is aan het ten uitvoer te leggen gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de ondergane voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de tenuitvoerlegging van de onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf.
Aldus gewezen door
mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. O.E.M. Leinarts, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 29 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. O.E.M. Leinarts is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.