RvdW 2010/775
Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding (Wet van 27 november 2008, Stb 2008, 500); overgangsrecht. Geschil m.b.t. gezamenlijke gezagsuitoefening; verzoek tot verhuisverbod.
HR 18-06-2010, ECLI:NL:HR:2010:BM5825
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
18 juni 2010
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, A. Hammerstein, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
09/02912
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
BM5825
- JCDI
JCDI:ADS125531:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BM5825, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑06‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BM5825, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑05‑2010
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑07‑2009
- Wetingang
BW art. 1:253a (oud), art. 1:253a en art. 1:247
Essentie
Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding (Wet van 27 november 2008, Stb 2008, 500); overgangsrecht. Geschil m.b.t. gezamenlijke gezagsuitoefening; verzoek tot verhuisverbod.
Het hof is terecht uitgegaan van onmiddellijke werking van de wet van 27 november 2008, Stb. 2008, 500. Zijn oordeel met betrekking tot de maximale verhuisafstand van de moeder met de kinderen is niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd en kan voor het overige, verweven als het is met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet op juistheid worden onderzocht.
Samenvatting
Uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van partijen zijn twee (thans nog ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.