NJF 2005, 22
Procesrecht. Incidentele vordering van Aegon tegen Dexia tot afgifte van documenten (waaronder de schriftelijke opinie van de professoren Kortmann, Van Mourik en Nuytinck van 9 juli 2002) die informatie kunnen geven over de mate waarin Dexia het risico omtrent de vermeende tekortkomingen van het bedrijf van Labouchere heeft onderkend.
Rb. Amsterdam 03-11-2004, ECLI:NL:RBAMS:2004:AR5041
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
3 november 2004
- Magistraten
Mr. W. Tonkens-Gerkema
- Zaaknummer
258586/HAZA03-210
- LJN
AR5041
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBAMS:2004:AR5041, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 03‑11‑2004
- Wetingang
Essentie
Procesrecht. Incidentele vordering van Aegon tegen Dexia tot afgifte van documenten (waaronder de schriftelijke opinie van de professoren Kortmann, Van Mourik en Nuytinck van 9 juli 2002) die informatie kunnen geven over de mate waarin Dexia het risico omtrent de vermeende tekortkomingen van het bedrijf van Labouchere heeft onderkend. Afgifte van de opinie van de hoogleraren niet toewijsbaar nu het gaat om stukken die zijn opgemaakt jaren nadat de in geding zijnde overname heeft plaatsgevonden. Afgifte van andere stukken eveneens afgewezen. De vraag van de omvang naar de informatieplicht van Dexia als eisende partij in dit geding vergt een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.