NJ 2019/48
Vrijwaringszaak ten opzichte van de hoofdzaak 17/02787. Proceskostenveroordeling; compensatie kosten; gronden; nodeloos gemaakte kosten.
HR 11-01-2019, ECLI:NL:HR:2019:3
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11 januari 2019
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.H.T. Heisterkamp, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
17/02786
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-Van Gent
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS167858:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:3, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑01‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1077, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑09‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑11‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑06‑2017
- Wetingang
Art. 237 Rv
Essentie
Vrijwaringszaak ten opzichte van de hoofdzaak 17/02787. Proceskostenveroordeling; compensatie kosten; gronden; nodeloos gemaakte kosten.
Samenvatting
Ingevolge art. 237 lid 1 Rv moet de partij die in het ongelijk wordt gesteld, in de kosten worden veroordeeld, tenzij de rechter op enige in de wet genoemde grond gemotiveerd van oordeel is dat op deze regel een uitzondering dient te worden gemaakt. De rechter kan de kosten dus alleen compenseren in de in de wet vermelde gevallen en dus niet op grond van (louter) billijkheidsoverwegingen.
Art. 237 lid 1 Rv bepaalt dat de rechter de kosten die ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.