HR, 12-12-2023, nr. 23/02712
ECLI:NL:HR:2023:1727
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12-12-2023
- Zaaknummer
23/02712
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:1727, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑12‑2023; (Herziening)
Aanvraag tot herziening van: ECLI:NL:GHARL:2020:8751
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑12‑2023
Inhoudsindicatie
Herziening. Passieve ambtelijke omkoping bij (gemeentelijke) energiemaatschappij, art. 363.1 (oud) Sr. Aangevoerd wordt dat hof niet zou hebben bewezenverklaard dat aanvrager als ‘ambtenaar’ in de zin van art. 363.1 (oud) Sr in bewezenverklaring genoemd geldbedrag zou hebben gevraagd en aangenomen, als hof ermee bekend was geweest dat N.V. niet netbeheerder was, dat aanvrager zich niet heeft beziggehouden met netbeheer en dat aanvrager niet directeur van B.V. aanstuurde en er strikte scheiding was tussen N.V., waarvan aanvrager algemeen directeur/statutair bestuurder was, en B.V. die in persoon van A een eigen directeur en verder een eigen Raad van Commissarissen had. Art. 457.1.c Sv. Ook als wordt aangenomen dat in aanvraag gestelde juist is, volgt hieruit niet dat ernstig vermoeden a.b.i. art. 457.1.c Sv is gewekt. Hof heeft immers in strafzaak van aanvrager niet alleen vastgesteld dat aanvrager als bestuurder van N.V. de (eind)verantwoordelijkheid droeg voor onder die holding ressorterende besloten vennootschappen en hij directeur van B.V. aanstuurde, maar o.m. ook dat aanvrager in opdracht van gemeenten, die overeenkomstig statuten van die vennootschap alle aandelen hielden in N.V., belast was met uitvoering van Splitsingswet en hij in dat verband moest bewerkstelligen dat energieleveringstak van N.V. werd afgestoten. Bewezenverklaring houdt daarover in dat aanvrager € 1.000.000 heeft aangenomen ter gelegenheid van overname van aandelen van vennootschap door andere vennootschap. Bij die overname is B.V. niet betrokken. Bovendien heeft hof vastgesteld dat functioneren van aanvrager in overwegende mate werd beïnvloed door publiekrechtelijke lichamen en aanvrager onder toezicht en verantwoordelijkheid van (gemeentelijke) overheid stond. Afwijzing aanvraag. Vervolg op HR:2023:32.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 23/02712 H
Datum 12 december 2023
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 oktober 2020, nummer 21-006245-16, ingediend door J. Boksem, advocaat te Leeuwarden,
namens
[aanvrager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
hierna: de aanvrager.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het hof heeft de aanvrager voor, kort gezegd, passieve ambtelijke omkoping en verschillende vormen van valsheid in geschrift veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Bewezenverklaring
Bij de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd, is door het hof ten laste van de aanvrager onder meer bewezenverklaard dat:
“hij in de periode 14 februari 2006 tot en met 22 oktober 2007 in Nederland, als ambtenaar gift(en) en/of belofte(s) te weten de belofte van en/of de betaling van een geldbedrag van ongeveer EUR 1.000.000,00 (excl. BTW),
A. heeft aangenomen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem, verdachte, werd(en) gedaan, teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, en
B. heeft aangenomen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem, verdachte, werd aangeboden ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, in strijd met zijn plicht, in zijn huidige bediening was gedaan of nagelaten, en
C. heeft gevraagd teneinde hem, verdachte, te bewegen om in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten,
hebbende verdachte - zakelijk omschreven -
een betaling van één miljoen euro exclusief BTW gevraagd aan [betrokkene 1], vertegenwoordiger van [A] N.V., verder te noemen [A] en de belofte van één miljoen euro exclusief BTW aangenomen en de betaling van één miljoen euro exclusief BTW ontvangen van [A],
voor zijn ondersteuning bij overname van de aandelen van [B] B.V. door [A],
zulks terwijl hij, verdachte, dit feit heeft begaan in zijn hoedanigheid van bestuurder van de naamloze vennootschap N.V. [C], te weten een naamloze vennootschap waarvan alle aandelen in handen waren van gemeenten en waarbij de kerntaak van de naamloze vennootschap en haar dochtervennootschappen, gelegen was in het uitvoeren van een overheidstaak en de bestuurder onder toezicht en controle van de overheid stond.”
4. Beoordeling van de aanvraag
4.1
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, volgens artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering alleen dienen een met stukken onderbouwd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat als dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2.1
De aanvraag tot herziening berust op de stelling dat het hof niet zou hebben bewezenverklaard dat de aanvrager als ‘ambtenaar’ in de zin van artikel 363 lid 1 (oud) van het Wetboek van Strafrecht het in de bewezenverklaring genoemde geldbedrag zou hebben gevraagd en aangenomen, als het hof ermee bekend was geweest dat N.V. [C] niet de netbeheerder was, dat de aanvrager zich niet heeft beziggehouden met netbeheer en dat de aanvrager niet [betrokkene 2] – de directeur van [D] B.V. – aanstuurde en er een strikte scheiding was tussen N.V. [C], waarvan de aanvrager algemeen directeur/statutair bestuurder was, en [D] B.V. die in de persoon van [betrokkene 2] een eigen directeur en verder een eigen Raad van Commissarissen had.
4.2.2
Ook als wordt aangenomen dat het in de aanvraag gestelde juist is, volgt hieruit niet dat het onder 4.1 bedoelde ernstige vermoeden is gewekt. Het hof heeft immers in de strafzaak van de aanvrager niet alleen vastgesteld dat de aanvrager als bestuurder van N.V. [C] de (eind)verantwoordelijkheid droeg voor de onder die holding ressorterende besloten vennootschappen en hij de directeur van [D] B.V. aanstuurde, maar onder meer ook dat de aanvrager in opdracht van de gemeenten, die overeenkomstig de statuten van die vennootschap alle aandelen hielden in N.V. [C], belast was met de uitvoering van de Wet onafhankelijk netbeheer (Splitsingswet) en hij in dat verband moest bewerkstelligen dat de energieleveringstak van N.V. [C] werd afgestoten. De bewezenverklaring houdt daarover in dat de aanvrager een geldbedrag van € 1.000.000 heeft aangenomen ter gelegenheid van de overname van de aandelen van [B] B.V. door [A] N.V. Bij die overname is [D] B.V. niet betrokken. Bovendien heeft het hof vastgesteld dat het functioneren van de aanvrager in overwegende mate werd beïnvloed door publiekrechtelijke lichamen en de aanvrager onder toezicht en verantwoordelijkheid van de (gemeentelijke) overheid stond.
4.3
De aanvraag is, gelet op wat hiervoor is overwogen, kennelijk ongegrond.
5. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer Y. Buruma als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2023.