NJB 2020/25:Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel op de grond dat die vordering niet binnen de in art. 511b lid 1 Sv genoemde termijn van twee jaren aanhangig is gemaakt? In de wet wordt aan de niet-naleving van de termijn geen rechtsgevolg verbonden. Ondertussen dwingt de wetsgeschiedenis niet ertoe dat het rechtsgevolg van niet-ontvankelijkheid zonder uitzondering moet worden verbonden aan de overschrijding van die termijn. Bijzondere omstandigheden kunnen met zich brengen dat de belangen die art. 511b lid 1 Sv beoogt te beschermen, niet wezenlijk in het geding zijn en dat het rechtsgevolg van niet-ontvankelijkverklaring in de ontnemingsvordering achterwege wordt gelaten. In casu kon het hof oordelen dat de omstandigheid dat de ontnemingsvordering opnieuw was aangebracht, in het onderhavige geval niet tot gevolg heeft dat de officier van justitie niet in de ontnemingsvordering kan worden ontvangen