Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 04-01-1969
- Bronpublicatie:
07-03-1966, Trb. 1967, 48 (uitgifte: 14-04-1967, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
04-01-1969
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-03-1972, Trb. 1972, 38 (uitgifte: 20-03-1972, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Overeenkomstig de fundamentele verplichtingen vervat in artikel 2 van dit Verdrag nemen de Staten die partij zijn bij dit Verdrag de verplichting op zich rassendiscriminatie in al haar vormen te verbieden en uit te bannen en het recht van een ieder, zonder onderscheid naar ras, huidskleur of nationale of etnische afstamming, op gelijkheid voor de wet te verzekeren, in het bijzonder wat het genot van de navolgende rechten betreft:
- (a)
het recht op gelijke behandeling door de rechterlijke instanties en alle andere organen die zijn belast met de rechtsbedeling;
- (b)
het recht op persoonlijke veiligheid en bescherming door de Staat tegen geweld of lichamelijk letsel, hetzij toegebracht door overheidsdienaren, hetzij door enige andere persoon, groep of instelling;
- (c)
de politieke rechten, in het bijzonder het recht deel te nemen aan verkiezingen — het actieve en passieve kiesrecht —, dat wordt uitgeoefend op grond van een algemeen en gelijk kiesrecht, het recht deel te nemen aan de Regering, alsmede aan het bestuur van het land op elk niveau, en op voet van gelijkheid te worden toegelaten tot de landsbediening;
- (d)
andere burgerrechten, met name:
- (i)
het recht zich vrijelijk te verplaatsen en te verblijven binnen de grenzen van een Staat;
- (ii)
het recht elk land, ook het eigen land, te verlaten en naar het eigen land terug te keren;
- (iii)
het recht op een nationaliteit;
- (iv)
het recht te huwen en zich een echtgenoot te kiezen;
- (v)
het recht op eigendom, hetzij alleen, hetzij te zamen met anderen;
- (vi)
het recht te erven;
- (vii)
het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst;
- (viii)
het recht op vrijheid van mening en meningsuiting;
- (ix)
het recht op vrijheid van vreedzame vergadering en vereniging;
- (e)
economische, sociale en culturele rechten, met name:
- (i)
het recht op arbeid, op vrije keuze van arbeid, op rechtvaardige en gunstige arbeidsvoorwaarden, op bescherming tegen werkloosheid, op een gelijk loon voor gelijke arbeid, op rechtvaardige en gunstige beloning;
- (ii)
het recht vakverenigingen op te richten en zich daarbij aan te sluiten;
- (iii)
het recht op huisvesting;
- (iv)
het recht op openbare gezondheidszorg, geneeskundige verzorging, sociale zekerheid en sociale diensten;
- (v)
het recht op onderwijs en opleiding;
- (vi)
het recht op gelijke deelneming aan culturele activiteiten;
- (f)
het recht van toegang tot elke plaats of dienst bestemd voor gebruik door het publiek, zoals vervoermiddelen, hotels, restaurants, café's, theaters en parken.