FED 2017/133
Geen onderscheid tussen voorwaardelijke en onvoorwaardelijke optierechten voor toepassing art. 32bb lid 6 Wet LB 1964
HR 23-12-2016, ECLI:NL:HR:2016:2897, m.nt. S. Bentohami
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 december 2016
- Magistraten
Mrs. Koopman, Schaap, Fierstra, Groeneveld, Wortel
- Zaaknummer
16/01732
- Conclusie
A-G Niessen
- Noot
S. Bentohami
- JCDI
JCDI:ADS274035:1
- Vakgebied(en)
Loonbelasting / Eindheffing
Loonbelasting / Loon
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2897, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑12‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:900, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑08‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑03‑2016
- Wetingang
Essentie
Geen onderscheid tussen voorwaardelijke en onvoorwaardelijke optierechten voor toepassing art. 32bb lid 6 Wet LB 1964
Samenvatting
Voor het antwoord op de vraag of sprake is van een aandelenoptierecht in de zin van art. 10a Wet LB 1964 is niet van belang of voorwaarden zijn verbonden aan de uitoefening van het recht om de aandelen te verwerven. Met het begrip ‘toegekend’ in art. 32bb lid 7 Wet LB 1964 heeft de wetgever kennelijk het oog gehad op de totstandkoming van de overeenkomst waarin het – al dan niet voorwaardelijke – recht om de aandelen te verwerven is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.