HR, 16-06-2015, nr. 15/01424
ECLI:NL:HR:2015:1659
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16-06-2015
- Zaaknummer
15/01424
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:1659, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑06‑2015; (Herziening)
Aanvraag tot herziening van: ECLI:NL:GHDHA:2013:CA2288
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2015-0284
Uitspraak 16‑06‑2015
Inhoudsindicatie
Herziening; ongegrond. In de aanvraag wordt aangevoerd dat ’s Hofs eigen waarneming in de zaak van X, te weten dat deze niet voldoet aan het door getuige A opgegeven signalement van X, een gegeven vormt a.b.i. art. 457.1 onder c Sv. Betoogd wordt dat die waarneming de door het Hof als bewijsmiddelen opgenomen fotoherkenning door A van X diskwalificeert. In het midden kan blijven of dat betoog juist is, aangezien de fotoherkenning in het geheel van ’s Hofs bewijsvoering van een zo ondergeschikte betekenis is dat ook zonder het resultaat daarvan in aanmerking te nemen met voldoende mate van aannemelijkheid de bewezenverklaarde betrokkenheid van aanvrager bij het tlgd. kan worden afgeleid.
Partij(en)
16 juni 2015
Strafkamer
nr. 15/01424 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof Den Haag van 12 februari 2013, nummer 22/002098-12, ingediend door mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, namens:
[aanvrager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 13 april 2012 - de aanvrager ter zake van onder meer 1. "diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen" veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Bewezenverklaring en bewijsvoering
3.1.
Ten laste van de aanvrager is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 6 december 2011 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een woning gelegen aan de Mathenesserlaan,
- Iphones, en
- één mobiele telefoon, en
- een portemonnee met inhoud waaronder een pinpas, en
- Xbox360 spellen, en
- een Apple Macbook,
geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het tezamen en in vereniging met anderen,
- tonen van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3], en
- trappen en/of schoppen tegen de rug van [betrokkene 3], en
- (daarbij) [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] toevoegen van de woorden:
* "dit is een overval" en
* "geef je portemonnee" en
* "maak jullie zakken leeg” en
* "geef je horloge" en
* "werk mee anders wordt je gestoken" en
* "geef je pincode af" en
* "waar is je geld", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekkingen
en
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [betrokkene 2] of [betrokkene 3] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van
- een horloge en
- een pincode,
toebehorende aan [betrokkene 2] of [betrokkene 3], welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het tezamen en in vereniging met anderen,
- tonen van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3], en
- trappen en/of schoppen tegen de rug van [betrokkene 3], en
- (daarbij) [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] toevoegen van de woorden:
* "dit is een overval" en
* "geef je portemonnee" en
* "maak jullie zakken leeg" en
* "geef je horloge" en
* "werk mee anders wordt je gestoken" en
* "geef je pincode af" en
* "waar is je geld", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekkingen."
3.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het proces-verbaal aangifte van de politie Rotterdam-Rijnmond d.d. 7 december 2011, nr. PL17C0 2011364583-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - als de aangifte van [betrokkene 1]:
Op 6 december 2011 tussen 22:45 uur en 23:00 uur zat ik met [betrokkene 2] en [betrokkene 3] in de woonkamer van ons studentenhuis aan de [a-straat 1] te Rotterdam. Ik zag ineens een hoofd van een negroïde man om de hoek van de deur komen die toegang geeft tot de gang. Vervolgens verscheen er een lichtgetinte man naast. Deze mannen stapten de woonkamer binnen. Er stapte nog een derde man de woonkamer in, welke man volgens mij een vuurwapen in zijn handen had. Daarna kwam er nog een vierde man de woonkamer binnen. Ik hoorde de mannen roepen dat we onze zakken moesten leegmaken. Eén van de mannen pakte alle spullen van de salontafel af. Dat waren de mobiele telefoon en iPhone van [betrokkene 3]. [betrokkene 3] moest ook zijn portemonnee afgeven en de pincode van zijn pinpas opschrijven. Mijn iPhone werd ook gepakt. Ik zag dat [betrokkene 3] een beetje klunzig deed met het opschrijven van zijn pincode. Eén van de mannen schopte [betrokkene 3] toen tegen zijn rug. Vervolgens zeiden de mannen dat we onze horloges moesten afdoen. Ik hoorde één van de daders tegen [betrokkene 2] zeggen dat hij moest meewerken, want anders zou hij gestoken worden. Vervolgens pakte een andere dader, die voor de televisie stond, een stapel spellen van de Xbox360. Daarna draaiden de mannen zich om en zagen zij de Apple Macbook op de eetkamertafel liggen. Die hebben de mannen ook meegenomen. Daarop verlieten de mannen de woonkamer en ik hoorde de voordeur dichtslaan.
We zijn toen meteen naar boven gerend, naar [betrokkene 4], een medebewoner. Ik heb vervolgens meteen ingelogd op mijn Apple account om mijn iPhone te kunnen traceren. Op mijn iPhone zit namelijk een app genaamd "Zoek mijn iPhone", waarmee je je telefoon kan traceren. Dat programma geeft dan om de minuut de positie van mijn iPhone aan. Deze gegevens gaven de ter plaatse gekomen politieagenten door via hun portofoons.
2. Het proces-verbaal aangifte van de politie Rotterdam-Rijnmond d.d. 7 december 2011, nr. PL17C0 2011365066-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - als de aangifte van [betrokkene 3]:
Op 6 december 2011 waren [betrokkene 2], [betrokkene 1] en ik in de woonkamer van onze woning aan de [a-straat 1] te Rotterdam. Ineens kwamen er vier personen de woonkamer binnen. Ik zag dat één van de personen een pistool had. Die persoon zei dat het een overval was en trad op als leider. Hij zei dat alle telefoons en portemonnees op tafel moesten, omdat we die moesten inleveren. Mijn iPhone en portemonnee lagen al op tafel. Ik heb ook mijn mobiele telefoon van het merk Blackberry op tafel gelegd. De mannen hadden mijn portemonnee en vroegen waar mijn geld was, maar ik heb bijna nooit contant geld op zak. Toen zagen ze mijn pinpas en moest ik mijn pincode opschrijven. Drie mannen waren al weg toen de laatste man nog een Apple Macbook op tafel zag liggen. Die nam hij mee en toen waren de mannen weg. Ik heb op een gegeven moment een schop tegen mijn rug gehad van één van de mannen, omdat ik niet genoeg opschoot met het opschrijven van mijn pincode. Het was bedreigend. De mannen hadden allemaal een trainingsbroek aan, geloof ik.
3. Het proces-verbaal aangifte van de politie Rotterdam-Rijnmond d.d. 7 december 2011, nr. PL17C0 2011365255-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - als de aangifte van [betrokkene 2]:
Op 6 december 2011, tussen 22:15 uur en 22:45 uur, zat ik in de woonkamer van het studentenhuis aan de [a-straat 1] te Rotterdam. Ik zat hier met twee medestudenten, te weten [betrokkene 3] en [betrokkene 1]. Op een gegeven moment zag ik een voor mij onbekende man in de deuropening staan. Ik zag dat deze persoon een vuurwapen in zijn rechterhand hield. Ik zag dat er nog drie andere personen door de deuropening liepen. Eén van de mannen droeg een zwart/grijze trainingsbroek met drie rode strepen van het merk Adidas, voorzien van een voetballogo. Ik zag dat de man met het vuurwapen de woonkamer scande. Ik hoorde dat hij zei dat we rustig moesten doen, want ze kwamen om spullen te halen. Ik zag dat de mobiele telefoons van [betrokkene 3] en mij en de portemonnee van [betrokkene 3], welke op tafel lagen, door de daders werden gepakt. Ook de mobiele telefoon van [betrokkene 1] is door de daders gepakt. In de portemonnee van [betrokkene 3] zat een bankpas. [betrokkene 3] moest ook zijn pincode geven. Ik zag dat één van de daders een trappende beweging maakte naar [betrokkene 3]. Ik moest van één van de daders mijn horloge afdoen. Ik deed dit in eerste instantie niet, maar een andere dader maakte met zijn rechterhand een beweging naar zijn broeksband. Hierop deed ik mijn horloge af en ik zag dat mijn horloge door één van de daders werd gepakt. Ik zag dat een andere dader enkele spellen van de Xbox360 pakte. Hierop zag ik dat drie daders de woonkamer verlieten. De vierde dader liep verder de woonkamer in en pakte een Apple Macbook weg, die op de tafel lag. Deze Macbook is van een andere huisgenoot. Hierna heeft ook die laatste dader het pand verlaten.
4. Het proces-verbaal van bevindingen van de politie Rotterdam-Rijnmond, d.d. 7 december 2011, nr. PL17D0 2011364583-31. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - als het relaas van de verbalisant:
Op 6 december 2011 omstreeks 22:49 uur kregen wij de opdracht te gaan naar de [a-straat 1] te Rotterdam, alwaar een overval in een woning had plaatsgevonden. In het voornoemde pand werden een aantal bewoners aangetroffen, waaronder een man welke opgaf te zijn [betrokkene 4]. [betrokkene 4] verklaarde aan mij, verbalisant, het volgende:
Ik heb op mijn laptop software geïnstalleerd staan waarmee ik de iPhone van [betrokkene 2] kan volgen. Bij de overval hebben de daders de telefoon van [betrokkene 2] meegenomen. Ik kan door middel van het GPS-signaal zien waar de Iphone zich bevindt. Het signaal wordt iedere 30 tot 60 seconden uitgelezen en de locatie van de telefoon wordt op een kaart geprojecteerd middels een blauwe stip. De plek waar de iPhone wordt weergegeven kan enkele meters afwijken. De maximale afstand van de afwijking wordt weergegeven middels een cirkel om de blauwe stip. Binnen deze cirkel moet de telefoon zich bevinden.
Ik, verbalisant, zag dat [betrokkene 4] mij een laptop liet zien. Op het beeldscherm van deze laptop zag ik een satellietfoto van de omgeving van de [a-straat 1] te Rotterdam. Ik zag dat er op de satellietfoto een blauwe stip stond op de Heemraadsingel, ter hoogte van de C.P. Tielestraat. Ik zag dat er om deze blauwe stip een cirkel stond.
Omstreeks 23:00 uur zag ik dat de locatie van de telefoon verplaatste naar de hoek van de Nozemanstraat en de Hooidrift.
Omstreeks 23:02 uur zag ik dat de locatie van de telefoon verplaatste naar de Davidsstraat, gelegen tussen de Hooidrift en de Gerrit Jan Mulderstraat.
Omstreeks 23:06 uur zag ik dat de locatie van de telefoon verplaatste naar de Van Heusdenstraat, eveneens gelegen tussen de Hooidrift en de Gerrit Jan Mulderstraat.
Omstreeks 23:10 uur zag ik dat de locatie van de telefoon verplaatste naar de tuinen tussen de Van Heusdenstraat en de Davidsstraat.
Omstreeks 23:20 uur zag ik dat de locatie van de telefoon verplaatste naar een pand in de [b-straat]. Na onderzoek op de satellietfoto bleek dat het signaal van de Iphone werd weergegeven op een pand met het nummer 63 aan de [b-straat]. Ik zag dat de locatie van de telefoon na 23:20 uur niet meer veranderde.
5. Het proces-verbaal van bevindingen van de politie Rotterdam-Rijnmond, d.d. 7 december 2011, nr. PL17D0 2011364583-21. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - als het relaas van de verbalisant:
Op 6 december 2011 werd tussen omstreeks 23:04 uur en 23:10 uur een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is bevonden.
Naar aanleiding van een overval op een woning aan de [a-straat 1] te Rotterdam werd ik, verbalisant, door de regionale meldkamer Rotterdam verzocht om in de omgeving van het misdrijf uit te kijken naar de verdachten van de overval.
Over de portofoon hoorde ik dat één van de daders een zwarte Adidas trainingsbroek aan had met de kleur rood er in. Het zou een trainingsbroek zijn van de voetbalclub AC Milan.
Ik hoorde dat de slachtoffers van het misdrijf de gestolen telefoon middels GPS zagen bewegen in de richting van de Nozemanstraat.
Hierop ben ik in de richting van de Nozemanstraat gereden. Toen ik op de Gerrit Jan Mulderstraat reed, in de richting van de Davidsstraat, zag ik op de kruising met de Van Heusdenstraat twee mannen lopen. Ik zag dat beide mannen een zwarte Adidas trainingsbroek droegen met de kleur rood erin. Hierop heb ik de mannen, die later [betrokkene 5] en [aanvrager] genaamd bleken te zijn, staande gehouden. Ik zag dat de trainingsbroeken die ze droegen van het merk Adidas waren. Ik zag dat de trainingsbroek van [betrokkene 5] voorzien was van het logo van de voetbalclub AC Milan. Tevens zag ik dat de trainingsbroek van [aanvrager] was voorzien van het logo van de voetbalclub Juventus. Ik heb de mannen gesommeerd om tegen mijn dienstvoertuig te gaan staan. Hierna zijn andere eenheden ter plaatse gekomen om de mannen te controleren.
6. Het proces-verbaal van bevindingen van de politie Rotterdam-Rijnmond, d.d. 7 december 2011, nr. PL17L0 2011364583-28. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - als het relaas van de verbalisanten:
Op 6 december 2011 omstreeks 23:00 uur hoorden wij, verbalisanten, via de portofoon van een medewerker van de meldkamer van de politie Rotterdam-Rijnmond, dat er een overval had plaatsgevonden in een woning aan de [a-straat 1] te Rotterdam. Eén van de daders zou een trainingsbroek met rode strepen dragen.
Vervolgens hoorden wij dat er een eenheid werd bijgevraagd op de Gerrit Jan Mulderstraat te Rotterdam, ter hoogte van de kruising met de Van Heusdenstraat aldaar. Hierop zijn wij ter plaatse gegaan. Aldaar hoorden wij dat een collega van een andere eenheid een verdachte had aangehouden. Wij, verbalisanten, hebben de verdachte overgenomen en hem overgebracht naar het politiebureau. Bij aankomst op het politiebureau gaf de verdachte ons verbalisanten op te zijn genaamd [aanvrager], geboren op [geboortedatum] 1992.
Tijdens de insluitingsfouillering zag ik, verbalisant, dat uit de linkerbroekzak van [aanvrager] een bankpas van de Rabobank werd gehaald. Ik zag dat op de Rabobankpas stond de naam [betrokkene 3].
Ik verbalisant, heb hierop een onderzoek naar de bankpas ingesteld. Ik zag dat de bankpas afkomstig was van het adres aan de [a-straat 1] te Rotterdam.
7. Het proces-verbaal van bevindingen van de politie Rotterdam-Rijnmond, d.d. 21 december 2011, nr. PL17F0 2011364583-71. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - als het relaas van de verbalisanten:
Op dinsdag 6 december 2011 vond in een woning aan de [a-straat 1] te Rotterdam een overval plaats. Hierbij werd onder meer een iPhone weggenomen. Deze telefoon was voorzien van software om de locatie van het toestel te kunnen bepalen. Uit de opgevraagde GPS-gegevens bleek dat de laatst bekende locatie werd weergegeven op de [b-straat], ter hoogte van huisnummer 63, te Rotterdam. Op basis van het imeinummer werd op 9 december 2011 een telefoontap op de iPhone aangesloten. Op 12 december 2011 werd met de iPhone contact gelegd met het nummer 010-[001]. Uit de tenaamstelling bleek dat dit nummer was afgegeven aan een persoon genaamd [betrokkene 6], wonende aan de [c-straat 1] te Rotterdam. Uit mastgegevens bleek tevens dat de telefoon in de buurt van deze woning een zendmast aanstraalde.
Op 20 december 2011 nam ik, verbalisant, telefonisch contact op met genoemd toestel. Daarbij bevond ik mij voor de woning aan de [c-straat 1] te Rotterdam. Nadat ik contact had gelegd met de vrouwelijke gebruikster van de iPhone, stelde ik haar op de hoogte van het feit dat zij verdacht werd van heling van een gestolen mobiele telefoon. Ik verzocht haar mee te gaan naar het politiebureau teneinde een verhoor af te nemen. De vrouw verklaarde hiermee akkoord te zijn en kwam naar buiten. Hier legitimeerde zij zich als [betrokkene 7]. Op het bureau verklaarde zij dat haar moeder de iPhone had gevonden op een parkeervak schuin tegenover haar woning. De iPhone was op dat moment stuk en functioneerde niet goed. [betrokkene 6] had de iPhone van haar moeder gekregen en deze ter reparatie aangeboden bij een belwinkel op de Vierambachtstraat te Rotterdam. Ter ondersteuning van haar verhaal toonde zij een kapot achterpaneel van het betreffende toestel, dat zij had laten vervangen.
Na het verhoor brachten wij [betrokkene 7] terug naar haar woning. Daarbij wees [betrokkene 7] de vindplaats van de iPhone aan. Opvallend was dat het toestel kennelijk was gevonden op een afstand van enkele meters van de plaats waar de verdachten [aanvrager] en [betrokkene 5] waren aangehouden. Deze plaats is bovendien op ongeveer honderd meter afstand van de laatste bekende GPS locatie vanuit de op het toestel geïnstalleerde applicatiesoftware "find my iPhone".
8. Het proces-verbaal "onderzoek GSM" van de politie Rotterdam-Rijnmond, d.d. 16 december 2011, nr. PL17R2-480/2011. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - als het relaas van de verbalisant:
Op 16 december 2011 stelde ik een onderzoek in aan een in beslag genomen mobiele telefoon van het Merk Black Berry, type curve 8520, kleur zwart. Deze mobiele telefoon is aangetroffen bij de aanhouding van de verdachte [aanvrager], geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats]. Verzocht werd de gegevens veilig te stellen die mogelijk in deze mobiele telefoon stonden opgeslagen.
Chatsessie
Verzonden 06-12-201 @ 17.02 | Ik zeg je |
Money money money | |
Alleen dat zegt me iddi | |
Nu moet t ook komen man | |
Zou lekker zijn voor de feestdagen |
9. Het proces-verbaal "tonen selectie bij simultane fotobewijsconfrontatie" van de politie Rotterdam-Rijnmond, d.d. 9 januari 2012, nr. 2011364583. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - als het relaas van de verbalisant:
Op 9 januari 2012 confronteerde ik, verbalisant, als getuigenbegeleider, in het politiebureau te Rotterdam, de aangever [betrokkene 2], met een fotoselectie van 9 personen. De foto's werden simultaan getoond middels een fototoonbord. De foto's waren doorlopend genummerd van 1 tot en met 9.
Ik liet de fotoselectie ongeveer 10 seconden aan de aangever zien. Terwijl de aangever naar de selectie keek, nam ik het volgende waar:
De getuige stond naar het bord te kijken en wees binnen een paar seconden nummer 2 aan. Hij zei: "Ik weet het zeker, het is nummer 2."
Vervolgens vroeg ik aan de aangever:
"Bevond de door u bedoelde persoon zich in de selectie?". De aangever antwoordde: "Ja, het is nummer 2."
"Kwamen er in de selectie personen voor die u kent van een andere situatie?"
De aangever antwoordde: "Nee."
"Heeft u van anderen iets gehoord over herkenningen bij confrontaties in dit onderzoek?"
De aangever antwoordde: "Nee."
Nadat ik deze verklaring aan de aangever had voorgelezen, volhardde hij daarbij en ondertekende deze.
10. Het proces-verbaal "Simultane fotobewijsconfrontatie" van de politie Rotterdam-Rijnmond, d.d. 9 januari 2012, nr. 2011364583. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - als het relaas van de verbalisant:
Op 9 januari 2012 heb ik, verbalisant, naar aanleiding van een op 6 december 2011 gepleegde overval te Rotterdam, een simultane fotobewijsconfrontatie gehouden, waarbij de aangever [betrokkene 2] werd geconfronteerd met 9 foto's van personen, waaronder een foto van de verdachte [betrokkene 5]. Ik selecteerde 8 foto's van figuranten die qua etnische afkomst, huidskleur, geslacht, gelaatskenmerken, haarkleur en haardracht gelijkenis vertoonden met de foto van de verdachte [betrokkene 5]. Alle geselecteerde foto's waren qua formaat, kleur, beeldvulling en lay-out nagenoeg identiek aan de gebruikte foto van de verdachte met nummer PL17D0:11:2721, vervaardigd in 2011 en afkomstig uit het fotobestand van de politie Rotterdam-Rijnmond. De foto van de verdachte en de foto's van de figuranten bevestigde ik in willekeurige volgorde op de plaatsen met de nummers 1 tot en met 9 op een fototoonbord. De foto van de verdachte kwam op plaats nummer 2."
3.3.
Het Hof heeft voorts het volgende overwogen:
"Bewijsoverweging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep ter zake van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - dat geen bewijs voorhanden, is waaruit blijkt dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft gepleegd. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat sprake kan zijn van een alternatief scenario. Dit alternatieve scenario houdt in dat de wegen van de verdachte en de overvallers elkaar kort na de overval op 6 december 2011 te Rotterdam hebben gekruist, dat één van de overvallers op dat moment het bankpasje van het slachtoffer [betrokkene 3] heeft weggegooid of laten vallen, welk pasje vervolgens door de verdachte is opgeraapt en dat de overvallers zich in verband met de aanwezige politie genoodzaakt zagen zich (ook) van de (overige) gestolen spullen te ontdoen, wat verklaart dat de van aangever [betrokkene 1] gestolen iPhone is aangetroffen in de omgeving van de plek waar de verdachte is aangehouden.
Overweging van het hof dienaangaande
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen volgt:
- op 6 december 2011 krijgen politieagenten omstreeks 22:49 uur de opdracht om naar de Mathenesserlaan te Rotterdam te gaan, alwaar een overval in een woning heeft plaatsgevonden;
- volgens het slachtoffer [betrokkene 2] draagt één van de daders een zwart/grijze trainingsbroek met drie rode strepen van het merk Adidas en voorzien van een voetballogo. Het slachtoffer [betrokkene 3] heeft verklaard: ze hadden allemaal een trainingsbroek aan geloof ik;
- middels het uitlezen van het GPS-signaal van de van aangever [betrokkene 1] weggenomen iPhone kan worden vastgesteld dat de telefoon zich vanaf 23:00 uur verplaatst vanaf de hoek van de Nozemanstraat en de Hooidrift naar de Davidsstraat, gelegen tussen de Hooidrift en de Gerrit Jan Mulderstraat (omstreeks 23:02 uur) en vervolgens naar de Van Heusdenstraat, eveneens gelegen tussen de Hooidrift en de Gerrit Jan Mulderstraat (omstreeks 23:06 uur);
- de agent die op verzoek van de meldkamer in de omgeving van het misdrijf uitkijkt naar de verdachten van de overval, rijdt tussen omstreeks 23:04 uur en 23:10 uur - derhalve ongeveer een kwartier tot twintig minuten na de melding van de overval - in de richting van de Nozemanstraat, wanneer hij op de Gerrit Jan Mulderstraat, op de kruising met de Van Heusdenstraat, twee mannen ziet lopen in de richting van de Davidsstraat. De mannen dragen beide een zwarte Adidas trainingsbroek, met de kleur rood erin. Via zijn portofoon heeft de agent doorgekregen dat één van de daders een dergelijke trainingsbroek draagt van de voetbalclub AC Milan. De agent houdt de mannen hierop staande. Het betreft de verdachte en [betrokkene 5]. De trainingsbroek van [betrokkene 5] is voorzien van het logo van de voetbalclub AC Milan, de trainingsbroek van de verdachte is voorzien van het logo van de voetbalclub Juventus;
- Bij de insluitingsfouillering van de verdachte wordt in zijn linkerbroekzak de bij de overval weggenomen bankpas van de Rabobank op naam van [betrokkene 3] aangetroffen;
- De aangever [betrokkene 2] herkent [betrokkene 5] als één van de daders van de overval;
- Uit nader onderzoek naar de van aangever [betrokkene 1], weggenomen iPhone blijkt dat deze iPhone na de overval is gevonden op een afstand van enkele meters van de plaats waar de verdachte en [betrokkene 5] zijn aangehouden. Deze plaats is bovendien op ongeveer honderd meter afstand van de laatste bekende GPS locatie vanuit de op het toestel geïnstalleerde applicatiesoftware "find my iPhone";
- Op de telefoon van de verdachte wordt een chatbericht aangetroffen van 6 december 2011 te 17:02 uur waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte iets wil ondernemen om geld te verdienen voor de feestdagen.
De verdachte heeft op het moment dat de bankpas op naam van [betrokkene 3] bij hem werd aangetroffen daarvoor geen verklaring willen geven. Bij zijn tweede verhoor door de politie heeft de verdachte verklaard dat er iemand voorbij kwam rennen die het pasje op de grond gooide en dat hij het heeft opgepakt. Het zou een jongeman betreffen met een zwarte trainingsbroek of joggingbroek of zoiets. De dag erna, bij de rechter-commissaris, verklaart de verdachte dat twee of drie jongens hem passeerden en dat één van de jongens de pas liet vallen die hij dus vervolgens heeft opgeraapt. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte
- nadat hem de foto's waren getoond van de kleding die hij op de avond van zijn aanhouding droeg en hem werd meegedeeld dat [betrokkene 5] dezelfde broek droeg - verklaard dat de jongens die hem passeerden ook een zwarte trainingsbroek met rode strepen droegen.
Uit het voorgaande blijkt dat de verdachte zijn verklaring omtrent de bij hem aangetroffen bankpas - op tijdstippen nadat hij van de inhoud van het dossier op de hoogte kon zijn en onder meer naar aanleiding van hetgeen hem werd voorgehouden - telkenmale iets heeft gewijzigd. De medeverdachte [betrokkene 5] bevestigt de verklaring van de verdachte in het geheel niet. Het hof concludeert dan ook dat aan de verklaringen van de verdachte op dit punt geen geloof kan worden gehecht.
Naar het oordeel van het hof is het door de raadsman geschetste alternatieve scenario tegen de achtergrond van het vorenstaande geenszins aannemelijk geworden. Het hof is van oordeel dat op grond van de bovenomschreven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen."
4. Beoordeling van de aanvraag
4.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2.
Bij de aanvraag is gevoegd een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 4 juli 2014, gewezen in de strafzaak tegen [betrokkene 5], aan wie hetzelfde feit - kort gezegd: het medeplegen van de roofoverval in de Mathenesserlaan - ten laste is gelegd als waarvoor de aanvrager is veroordeeld. Bij genoemd arrest is [betrokkene 5] van dit feit vrijgesproken. Het arrest houdt als motivering van die vrijspraak het volgende in:
"Het bewijs, dat de verdachte bij de onder 1 ten laste gelegde diefstal met (bedreiging met) geweld en/of de onder 1 ten laste gelegde afpersing betrokken is geweest, berust in doorslaggevende mate op de omstandigheid dat [betrokkene 2] de verdachte bij een op 9 januari 2012 gehouden simultane fotobewijsconfrontatie als één van de daders van - kort gezegd - de overval heeft aangewezen. Aan welke specifieke kenmerken hij de verdachte heeft herkend, is in het ter zake opgemaakte proces-verbaal niet gerelateerd.
[betrokkene 2] heeft bij zijn aangifte op 7 december 2011 onder meer verklaard - kort en zakelijk weergegeven - dat er op 6 december 2011 vier personen de studentenwoning aan de [a-straat 1] te Rotterdam zijn binnengekomen en dat degene die als eerste in de deuropening van de woonkamer verscheen een vuurwapen had. Van deze dader - dader 1 - heeft hij het navolgende signalement gegeven: paarse muts, gezet postuur, getinte huidskleur, donkerder dan de andere drie daders, leeftijd ongeveer 20 jaar, ongeveer 175 cm lang, grof gelaat, dikke lippen en grove neus. Ook van een andere dader - dader 2, de dader die op enig moment een beweging met zijn rechterhand naar zijn broeksband maakte, mogelijk, aldus [betrokkene 2], om een mes of ander wapen te pakken - heeft hij een vrij specifiek signalement gegeven. De overige twee daders heeft hij slechts summier kunnen beschrijven.
Bij gelegenheid van zijn verhoor ten overstaan van de rechter-commissaris op 30 oktober 2012 heeft [betrokkene 2] verklaard dat hij de medeverdachte [aanvrager] tijdens de behandeling van diens strafzaak ter terechtzitting in eerste aanleg heeft herkend en dat deze medeverdachte niet degene is geweest die het vuurwapen in zijn hand had, maar degene die een beweging maakte alsof hij een mes ging trekken. "Dat betekent", aldus [betrokkene 2], "dat een grote kans bestaat dat [betrokkene 5]" - de verdachte - "degene was met het pistool in zijn hand". Hij heeft daaraan toegevoegd dat hij namelijk zeker weet dat het niet één van de overige twee daders - de daders die hij nauwelijks heeft kunnen beschrijven - is geweest die met het vuurwapen heeft gedreigd.
Het gezette postuur, het grove gelaat, de dikke lippen en de grove neus zijn de meest in het oog springende kenmerken van het door [betrokkene 2] opgegeven signalement van de dader met het vuurwapen. De verdachte, door [betrokkene 2] als die dader aangewezen, voldoet echter, zoals het hof ter terechtzitting heeft kunnen constateren, in ieder geval in zoverre niet aan dat signalement. Naar het oordeel van het hof kan, dat in aanmerking genomen, het resultaat van eerder bedoelde fotobewijsconfrontatie - welk resultaat, zoals reeds overwogen, voor het bewijs van doorslaggevend belang is - niet de conclusie wettigen dat boven iedere redelijke twijfel is verheven dat de verdachte één van de daders van de onder 1 ten laste gelegde overval is geweest.
De verdachte dient dan ook van het onder 1 eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde te worden vrijgesproken."
4.3.
In de aanvraag wordt aangevoerd dat de eigen waarneming van het Hof in de zaak van [betrokkene 5], te weten dat deze niet voldoet aan het door de getuige [betrokkene 2] opgegeven signalement van [betrokkene 5], een gegeven vormt als hiervoor onder 4.1 bedoeld. Betoogd wordt dat die waarneming de door het Hof als bewijsmiddelen 9 en 10 opgenomen fotoherkenning door [betrokkene 2] van [betrokkene 5] diskwalificeert.
4.4.
In het midden kan blijven of dat betoog juist is, aangezien de fotoherkenning in het geheel van 's Hofs bewijsvoering van een zo ondergeschikte betekenis is dat ook zonder het resultaat daarvan in aanmerking te nemen uit de bewijsvoering met voldoende mate van aannemelijkheid de onder 1 bewezenverklaarde betrokkenheid van de aanvrager bij het tenlastegelegde kan worden afgeleid.
4.5.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juni 2015.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.