NJ 2016/378
Ontoereikend gemotiveerd oordeel dat de in beslag genomen stukken voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan hebben gediend.
HR 28-06-2016, ECLI:NL:HR:2016:1324, m.nt. F. Vellinga-Schootstra
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28 juni 2016
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
15/05824
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Noot
F. Vellinga-Schootstra
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS124207:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:1324, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑06‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:518, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑03‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑01‑2016
- Wetingang
Essentie
Het antwoord op de vraag of een in beslag te nemen of in beslag genomen stuk van een verschoningsgerechtigde voorwerp van het strafbare feit uitmaakt of tot het begaan daarvan heeft gediend cfm art. 98 Sv, is afhankelijk van de aard van het stuk en de aard van het delict dat zou zijn begaan door de (rechts)persoon jegens wie de verdenking is gericht, alsmede de feitelijke gedragingen die hem in dat verband worden verweten. Gezien de aard van het verschoningsrecht moet de beklagrechter bij de beoordeling daarvan de nodige behoedzaamheid in acht nemen. In ieder geval moeten ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.