Einde inhoudsopgave
Regeling nationale veiligheidsvoorschriften luchtvaartuigen
Artikel 33
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2020
- Bronpublicatie:
08-09-2020, Stcrt. 2020, 46550 (uitgifte: 10-09-2020, regelingnummer: IENW/BSK-2020/166774)
16-06-2020, Stcrt. 2020, 31290 (uitgifte: 18-06-2020, regelingnummer: IENW/BSK-2020/88503)
- Inwerkingtreding
01-10-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-09-2020, Stcrt. 2020, 46550 (uitgifte: 10-09-2020, regelingnummer: IENW/BSK-2020/166774)
16-06-2020, Stcrt. 2020, 31290 (uitgifte: 18-06-2020, regelingnummer: IENW/BSK-2020/88503)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
1.
De houder van een luchtvaartuig is er voor verantwoordelijk dat een bij dat luchtvaartuig behorend onderhoudsprogramma wordt opgesteld, bijgehouden en bij uitvoering van onderhoud wordt gebruikt, tenzij deze verantwoordelijkheid door middel van een schriftelijk contract is overdragen aan een CAMO.
2.
Een onderhoudsprogramma omvat ten minste de volgende aspecten:
- 1°
inspectieperiodes;
- 2°
inspectiestaten;
- 3°
bedrijfsgegevens;
- 4°
de van toepassing zijnde aanwijzingen van de minister;
- 5°
aanvullende onderhoudsinformatie; en
- 6°
welk onderhoud eventueel door de piloot-eigenaar kan worden uitgevoerd.
3.
Een onderhoudsprogramma wordt opgesteld en bijgehouden volgens de meest recente aanbevelingen van de houder van het goedgekeurde ontwerp van het luchtvaartuig.
4.
Wanneer door de houder van het goedgekeurde ontwerp van het luchtvaartuig geen aanbevelingen ter zake worden gedaan, als gevolg van de inbouw van een andere motor, propeller, onderdeel of uitrustingsstuk, worden de meest recente aanbevelingen van de houder van het goedgekeurde ontwerp van respectievelijk de motor, propeller, onderdeel of uitrustingsstuk in het onderhoudsprogramma opgenomen.
5.
Een onderhoudsprogramma van een
- a.
vliegtuig met een maximaal toegelaten startmassa van 2.730 kg of minder, of een helikopters of gyrokopter met een maximaal toegelaten startmassa van 1.200 kg of minder, tenzij daarmee vluchten worden uitgevoerd onder een AOC of een ontheffing krachtens artikel 16 van de Luchtvaartwet voor het vervoer ten behoeve van eigen bedrijf, of
- b.
ballon of een zweefvliegtuig,
dat door de houder wordt opgesteld en bijgehouden overeenkomstig de voorschriften van Part ML, onderdeel ML.A.302, van verordening (EU) nr. 1321/2014, wordt geacht te voldoen aan de eisen in het tweede tot en met vierde lid.
6.
Een onderhoudsprogramma van een vliegtuig met een maximaal toegelaten startmassa van meer dan 2.730 kg, een helikopter of een gyrokopter met een maximaal toegelaten startmassa van meer dan 1.200 kg, tenzij daarmee vluchten worden uitgevoerd onder een AOC of een ontheffing krachtens artikel 16 van de Luchtvaartwet voor het vervoer ten behoeve van eigen bedrijf, dat door de houder wordt opgesteld en bijgehouden overeenkomstig de voorschriften van Part M, onderdeel M.A.302, van verordening (EU) nr. 1321/2014, wordt geacht te voldoen aan de eisen in het tweede tot en met vierde lid.
7.
In het onderhoudsprogramma wordt voorts tijdig opgenomen:
- a.
aanvullend onderhoud, dat door de minister is aangewezen bij de certificatie die in Nederland van toepassing is;
- b.
aanwijzingen van de minister in de vorm van onderhoudsaanwijzingen en bijzondere luchtwaardigheidsaanwijzingen.
8.
Voor luchtvaartuigen die volledig worden ingezet voor niet-militaire operaties als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder a, van de basisverordening en die zijn voorzien van een ICAO-standaard-BvL is het aanvullend onderhoud als bedoeld in het zevende lid, onderdeel a, te onderscheiden ten opzichte van het onderhoudsprogramma.