ABRvS, 18-03-2015, nr. 201306171/5/R2
ECLI:NL:RVS:2015:800
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
18-03-2015
- Zaaknummer
201306171/5/R2
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2015:800, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 18‑03‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Herziening: ECLI:NL:RVS:2015:2542
Uitspraak 18‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 27 juni 2013 heeft de raad van de gemeente Noord-Beveland het bestemmingsplan "Centrumplan Wissenkerke" vastgesteld.
201306171/5/R2.
Datum uitspraak: 18 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Noord-Beveland,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Noord-Beveland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2013 heeft de raad van de gemeente Noord-Beveland het bestemmingsplan "Centrumplan Wissenkerke" vastgesteld.
Bij besluit van 3 juli 2013, kenmerk 02013026, heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een supermarkt aan de Voorstraat nr. 40 in Wissenkerke.
Tegen deze besluiten hebben [partij A], [partij B] en [appellant] beroep ingesteld.
De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.
[partij A], [partij B], [appellant], de raad en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 september 2014, waar [partij A], [partij B], [appellant] en de raad en het college, beide vertegenwoordigd door B.J.P.G. Roozendaal, advocaat te Breda, en drs. K. Seerden en W. Kouwer, zijn verschenen.
Bij uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak van 10 december 2014, in zaak nr. 201306171/1/R2, heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen acht weken na de verzending van de uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 3 juli 2013, kenmerk 02013026, te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 15 januari 2015, kenmerk 02013026, heeft het college, naar aanleiding van enkele ondergeschikte wijzigingen van het bouwplan, opnieuw een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een supermarkt aan de Voorstraat nr. 40 in Wissenkerke.
[appellant] is in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren te brengen. Van deze gelegenheid heeft hij geen gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat het college niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, in overeenstemming is met de redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria zoals neergelegd in de welstandsnota. De Afdeling heeft daarom geoordeeld dat het besluit van 3 juli 2013, kenmerk 02013026, is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
2. Gelet op de tussenuitspraak is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 3 juli 2013 gegrond. Het besluit dient derhalve te worden vernietigd.
3. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen acht weken na de verzending van de uitspraak met inachtneming van overweging 16.4 het daar omschreven gebrek in het besluit van 3 juli 2013 te herstellen.
4. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het college bij besluit van 15 januari 2015, naar aanleiding van enkele ondergeschikte wijzigingen van het bouwplan, opnieuw een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een supermarkt aan de Voorstraat nr. 40 in Wissenkerke. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.
5. [appellant] heeft naar aanleiding van het besluit van 15 januari 2015 geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellant] geen bezwaren heeft tegen het besluit van 15 januari 2015. Het van rechtswege ontstane beroep is ongegrond.
6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Noord-Beveland van 3 juli 2013, kenmerk 02013026, gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Noord-Beveland van 3 juli 2013, kenmerk 02013026;
III. verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Noord-Beveland van 15 januari 2015, kenmerk 02013026, ongegrond;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Noord-Beveland tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 490,00 (zegge: vierhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Noord-Beveland aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt;
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Westland, griffier.
w.g. Slump w.g. Westland
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2015
683.