NJB 2012/18
HR, 09-12-2011, nr. 10/02395
HR 09-12-2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2915
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
9 december 2011
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spapens, W.A.M. van Schendel, C.A. Streefkerk en G. Snijders
- Zaaknummer
10/02395
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- LJN
BT2915
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BT2915, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 09‑12‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BT2915, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑09‑2011
Beroepschrift, Hoge Raad, 02‑06‑2010
- Wetingang
Rv art. 225 lid 1, 3 en 4, art. 226 lid 1, art. 227, 228 en 419 lid 2; Advw art. 16
Essentie
In de loop van het geding in hoger beroep wordt de advocaat van appellanten tuchtrechtelijk geschorst. Hierdoor vindt het reeds geappointeerde pleidooi in hoger beroep geen doorgang. Het hof wijst arrest.
HR: 1. Schorsing geding. Schorsing advocaat. In geval van schorsing van de advocaat, hetzij op grond van een disciplinaire maatregel die is ingegaan, hetzij op een andere wettelijke grond zoals faillissement, wordt het geding van rechtswege geschorst. Met het einde van de schorsing van de advocaat eindigt ook van rechtswege de schorsing van het geding. Duurt de schorsing van de advocaat naar het oordeel van de (rol)rechter ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.