Met de in de bewezenverklaring voorkomende namen “BVLGARI”, “GWENCHY”, “ISSEY MWAKE” wordt kennelijk gedoeld op de bestaande merken “Bulgari”, “Givenchy” en “Issy Miyake”.
HR, 10-11-2015, nr. 14/01491
ECLI:NL:HR:2015:3248
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-11-2015
- Zaaknummer
14/01491
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:3248, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑11‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:1900, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:1900, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑09‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:3248, Gevolgd
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑05‑2014
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2015-0510
Uitspraak 10‑11‑2015
Inhoudsindicatie
Falende bewijsklacht in voorraad hebben valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, art. 337 Sr. Van valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in de zin van art. 337.1.a Sr kan ook worden gesproken indien de merken echt zijn doch zijn aangebracht op goederen waarvoor zij niet bestemd zijn.
Partij(en)
10 november 2015
Strafkamer
nr. S 14/01491
DAZ/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 24 februari 2014, nummer 21/007873-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd omdat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen dat de verdachte valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad heeft gehad, nu deze merken echt zijn.
2.2.
Overeenkomstig de tenlastelegging heeft het Hof ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij (...) opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, te weten:
- polo's, valselijk voorzien van het merk ABERCROMBIE
(...)
in voorraad heeft gehad."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt onder meer op de tot het bewijs gebezigde bevindingen van de controleur van SNB React, voor zover inhoudende:
"1. Merken
Ten aanzien van de bovenstaande partij goederen is vastgesteld dat deze allen waren voorzien van de hierboven genoemde beschermde merken en logo's dan wel daarvan slechts een geringe afwijking vertoonden.
2. Hang-tags (kaart-labels)
De kaart-labels zijn qua kleurstelling niet origineel en de grootte ervan is niet conform de normale afmetingen. De stickers op de parfums wijken af van het origineel.
3. Codering producten
De coderingen ontbreken of zijn foutief weergegeven.
4. Kwaliteit gebruikte materialen
De kwaliteit van de gebruikte materialen is ver beneden de kwaliteit van de originele producten.
5. Afwerking
De afwerking van de producten is slecht. Dit geldt met betrekking tot de kleding met name ten aanzien van de aangebrachte prints, de borduursels, de afwerking van de knoopsgaten. Dit geldt met betrekking tot de parfums met name ten aanzien van afwijkende sprayknoppen, afwijkende flesjes, afwijkende logo's, afwijkende stickers/codering.
6. Overig
Ten aanzien van de verpakkingen van de producten is vastgesteld dat geen enkel product in een originele verpakking zat. Verder is de manier van verpakken niet gelijk aan de manier waarop de originele merkhouder haar kleding verpakt."
2.3.
Art. 337, eerste lid, Sr luidt als volgt:
"1. Hij die opzettelijk:
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken,
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft,
c.(...)
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst of
e. (...)
in voorraad heeft, wordt gestraft (...)"
2.4.
De tenlastelegging is toegesneden op onderdeel a van het eerste lid van art. 337 Sr. De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de invoering van dat onderdeel in art. 337 in het Wetboek van Strafrecht houdt onder meer het volgende in:
"Valse en vervalste merken zullen in de regel ook wederrechtelijk vervaardigd zijn, doch dit is niet noodzakelijkerwijs het geval. Merken kunnen bij voorbeeld ook gestolen zijn van de rechthebbende met het oogmerk ze aan goederen te hechten waarvoor zij niet zijn bestemd. Het zijn dan - gelet op hun bestemming - valse merken zonder dat zij wederrechtelijk zijn vervaardigd. Ook kunnen merken wederrechtelijk zijn vervaardigd zonder dat vaststaat dat zij ook als een vals merk zullen worden gebruikt of daarvoor zijn bestemd. (...)"
2.5.
Gelet hierop kan ook van valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in de zin van art. 337, eerste lid onder a, Sr worden gesproken indien de merken echt zijn doch zijn aangebracht op goederen waarvoor zij niet bestemd zijn. De andersluidende opvatting van het middel is dan ook onjuist.
2.6.
Het middel faalt.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 november 2015.
Conclusie 01‑09‑2015
Inhoudsindicatie
Falende bewijsklacht in voorraad hebben valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, art. 337 Sr. Van valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in de zin van art. 337.1.a Sr kan ook worden gesproken indien de merken echt zijn doch zijn aangebracht op goederen waarvoor zij niet bestemd zijn.
Nr. 14/01491 Zitting: 1 september 2015 | Mr. Bleichrodt Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft bij arrest van 24 februari 2014 de verdachte ter zake “opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad hebben” veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.
2. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld en heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het eerste middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed, aangezien uit de bewijsmiddelen niet zou kunnen volgen dat de merken vals, vervalst of wederrechtelijk vervaardigd zijn. Volgens de steller van het middel zou mogelijk uit de bewijsvoering kunnen volgen dat de goederen die van die merken waren voorzien vervalsingen betreffen, maar daarmee zijn volgens hem de merken nog niet vals, vervalst of wederrechtelijk vervaardigd.
4. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
“hij in of omstreeks de periode van 30 maart 2011 tot en met 9 mei 2011 te Nieuwegein opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, te weten:
-polo's, valselijk voorzien van het merk ABERCROMBIE en
-parfums, valselijk voorzien van het merk ARMANI en
-parfums, valselijk voorzien van het merk AZZARO en
-parfums, valselijk voorzien van het merk BURBERRY en
-parfums, valselijk voorzien van het merk BVLGARI en
-parfums, valselijk voorzien van het merk CACHAREL en
-parfums, valselijk voorzien van het merk CALVIN KLEIN en
-parfums, valselijk voorzien van het merk CHANEL en
-parfums, valselijk voorzien van het merk CHRISTIAN DIOR en
-broeken, jassen, jeans, parfums en T-shirts, valselijk voorzien van het merk D&G en
-parfums, valselijk voorzien van het merk DAVIDOFF en
-parfums en T-shirts, valselijk voorzien van het merk DIESEL en
-parfums, valselijk voorzien van het merk DKNY en
-broeken en jeans, valselijk voorzien van het merk G-STAR en
-parfums, valselijk voorzien van het merk GWENCHY en
-parfums, valselijk voorzien van het merk GUCCI en
-parfums, valselijk voorzien van het merk HUGO BOSS en
-parfums, valselijk voorzien van het merk ISSEY MWAKE en
-parfums valselijk voorzien van het merk J.P. GAULTIER en
-parfums, valselijk voorzien van het merk JOOP! en
-parfums, valselijk voorzien van het merk KENZO en
-parfums, valselijk voorzien van het merk LACOSTE en
-parfums, valselijk voorzien van het merk LANCOME en
-T-shirts, valselijk voorzien van het merk PALL MALL en
-parfums, valselijk voorzien van het merk PRADA en
-jeans, valselijk voorzien van het merk REPLAY en
-parfums, valselijk voorzien van het merk THIERRY MUGLER en
-T-shirts, valselijk voorzien van het merk TOMMY HILFIGER en
-parfums, valselijk voorzien van het merk VERSACE en
-parfums en T-shirts, valselijk voorzien van het merk YSL,
in voorraad heeft gehad.”
5. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat het hof van de volgende feiten en omstandigheden is uitgegaan:
- Op 10 mei 2011 hebben verbalisanten opslagbox 3060 bij Shurgard Goederenopslag te Nieuwegein betreden. Op alle planken van de daar aanwezige stellingkasten stonden parfumverpakkingen van onder andere de merken Pacco Rabban, Dior, Hugo Boss en Chanel. Op de grond lagen grote stapels verpakte t-shirts en poloshirts van onder andere de merken Dolce & Gabbana en G-star. Achterin de box lagen broeken en trainingspakken van onder andere de merken Dolce & Gabbana en Adidas. De verbalisanten zagen dat de kleding en parfumverpakkingen werden aangeboden als echt en onvervalst;
- Een huurcontract van de box staat op naam van de verdachte en de verdachte heeft verklaard dat hij een box bij Shurgard had.
- De in de bewezenverklaring genoemde merken, althans merken waarvan de daar genoemde namen kennelijk zijn afgeleid1., zijn geregistreerd in de zin van het Benelux Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom, of Verordening (EG) 40/1994. De merken zijn ten minste geregistreerd voor de klasse 25 voor kleding, alsmede klasse 3 voor parfum;
- Een controleur van SNB-react heeft vastgesteld dat de producten vervalsingen zijn van producten van benadeelden, op grond van de inferieure kwaliteit van de gebruikte materialen, de onjuiste labels en de gebrekkige afwerking van de producten. Op grond van de hierna geciteerde bevindingen van SNB-react kan worden geconcludeerd dat de aangetroffen producten niet door, in opdracht van of met toestemming van de rechthebbende zijn vervaardigd, ingevoerd en/of in het handelsverkeer zijn gebracht:
“1. Merken
Ten aanzien van de bovenstaande partij goederen is vastgesteld dat deze allen waren voorzien van de hierboven genoemde beschermde merken en logo’s dan wel daarvan slechts een geringe afwijking vertoonden.
2. Hang-tags (kaart-labels)
De kaart-labels zijn qua kleurstelling niet origineel en de grootte ervan is niet conform de normale afmetingen. De stickers op de parfums wijken af van het origineel.
3. Codering producten
De coderingen ontbreken of zijn foutief weergegeven.
4. Kwaliteit gebruikte materialen
De kwaliteit van de gebruikte materialen is ver beneden de kwaliteit van de originele producten.
5. Afwerking
De afwerking van de producten is slecht. Dit geldt met betrekking tot de kleding met name ten aanzien van de aangebrachte prints, de borduursels, de afwerking van de knoopsgaten. Dit geldt met betrekking tot de parfums met name ten aanzien van afwijkende sprayknoppen, afwijkende flesjes, afwijkende logo's, afwijkende stickers/codering.
6. Overig
Ten aanzien van de verpakkingen van de producten is vastgesteld dat geen enkel product in een originele verpakking zat. Verder is de manier van verpakken niet gelijk aan de manier waarop de originele merkhouder haar kleding verpakt.”
6. Het hof heeft het bewezen verklaarde gekwalificeerd als “opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad hebben”, als strafbaar gesteld bij art. 337 Sr.
7. Art. 337, eerste lid, Sr luidt als volgt:
1. Hij die opzettelijk:
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken,
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft,
c. waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, zijn voorzien,
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst of
e. waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als een tekening of model waarop een ander recht heeft, dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen vertonen, invoert, doorvoert of uitvoert, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, uitdeelt of in voorraad heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of geldboete van de vijfde categorie.
8. Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij één of meer van de in art. 337, eerste lid Sr genoemde handelingen heeft verricht met valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde ‘merken’, waarbij de steller van de tenlastelegging kennelijk het oog heeft gehad op sub a van het eerste lid van art. 337 Sr en de in de tenlastelegging genoemde begrippen heeft gebruikt in de betekenis die daaraan ingevolge deze bepaling toekomt. De wijze waarop de tenlastelegging is ingekleed lijkt op het eerste gezicht aan te sluiten bij de strafbaarstellingen in sub b of d van dat artikellid. Het gaat volgens de tenlastelegging immers telkens om kledingstukken of parfums die valselijk zijn voorzien van een merk (of met een geringe afwijking). Sub b en d lijken nu juist op die gevallen te zien, door te spreken van ‘waren’ die zijn voorzien van merken waarop een ander recht heeft, of waarop zulke merken (met een geringe afwijking) zijn nagebootst.2.In cassatie staat de kwalificatie echter niet ter discussie. Het middel beperkt zich ertoe te bestrijden dat uit de bewijsvoering volgt dat, zoals is bewezen verklaard, die merken vals, vervalst of wederrechtelijk vervaardigd zijn.
9. Daarmee rijst de vraag wanneer merken als vals, vervalst of wederrechtelijk vervaardigd zijn aan te merken. In de wetsgeschiedenis is aan deze vraag aandacht besteed. Art. 337, eerste lid, aanhef en sub a, Sr is toegevoegd bij Wet van 23 november 1992, Stb. 1992, 642, in werking getreden op 1 januari 1993. De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel waarbij het huidige sub a van het eerste lid van art. 337 Sr is geïntroduceerd, houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
“Drie soorten merken zijn onder de werking van de strafbepaling gebracht: valse, vervalste en wederrechtelijk vervaardigde. Valse merken zijn merken die, bestemd zijnde om op bepaalde goederen te worden aangebracht, in strijd met de waarheid zullen aangeven dat die goederen van een bepaalde herkomst zijn. Vervalste merken zijn merken die in oorsprong echt waren, maar waaraan een wijziging is aangebracht waardoor deze dat niet meer zijn. Met het onderscheid tussen vals en vervalst is beoogd aansluiting te zoeken bij het overeenkomstige onderscheid bij valsheid in geschrift (artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht). Wederrechtelijk vervaardigde merken zijn merken die door een ander dan de rechthebbende en zonder diens toestemming zijn vervaardigd. Valse en vervalste merken zullen in de regel ook wederrechtelijk vervaardigd zijn, doch dit is niet noodzakelijkerwijs het geval. Merken kunnen bij voorbeeld ook gestolen zijn van de rechthebbende met het oogmerk ze aan goederen te hechten waarvoor zij niet zijn bestemd. Het zijn dan - gelet op hun bestemming - valse merken zonder dat zij wederrechtelijk zijn vervaardigd. Ook kunnen merken wederrechtelijk zijn vervaardigd zonder dat vaststaat dat zij ook als een vals merk zullen worden gebruikt of daarvoor zijn bestemd. (…)”3.
10. Valse merken in de zin van deze bepaling zijn dus niet slechts merken die valselijk zijn opgemaakt teneinde de indruk te wekken dat het om een beschermd merk gaat.4.Ook echte, door de rechthebbende geproduceerde merken kunnen als vals worden aangemerkt als zij bestemd zijn te worden aangebracht op goederen die niet van dat merk afkomstig zijn. De beoordeling of een merk vals is, moet in een dergelijk geval dan ook niet geïsoleerd plaatsvinden, maar in relatie tot de goederen waarvoor zij zijn bestemd.
11. In de onderhavige zaak heeft het hof de bevindingen van de aangever tot het bewijs gebezigd, inhoudende dat ten aanzien van de in de bewezenverklaring genoemde goederen “is vastgesteld dat deze alle waren voorzien van de hierboven genoemde beschermde merken en logo’s dan wel daarvan slechts een geringe afwijking vertoonden.” Voorts is aan de hand van een zestal criteria vastgesteld dat de aangetroffen producten niet door, in opdracht van of met toestemming van de rechthebbenden zijn vervaardigd, ingevoerd en/of in het handelsverkeer gebracht. Kennelijk en niet onbegrijpelijk heeft het hof hieruit afgeleid dat de merken waarvan de kledingstukken en parfums waren voorzien echte of nagemaakte merken betroffen, dan wel merken die een geringe afwijking van het beschermde merk vertoonden.
12. Ten aanzien van de merken die een geringe afwijking vertonen van het werkelijke merk, heeft het hof kunnen oordelen dat die merken vals, vervalst of wederrechtelijk vervaardigd waren.5.Ten aanzien van de merken zonder afwijking geldt het volgende. Voor zover het gaat om nagemaakte merken, is sprake van valse en/of wederrechtelijk vervaardigde merken. De bewijsmiddelen sluiten echter niet uit dat het bij deze merken gaat om echte, rechtmatig geproduceerde merken. Gelet op de betekenis die daar blijkens de memorie van toelichting mede aan moet worden toegekend, kan ook in dat geval worden gesproken van ‘valse merken’ in de zin van art. 337, eerste lid onder a, Sr, omdat deze zijn aangebracht op kledingstukken en parfums waarvoor zij niet zijn bestemd.
13. De bewezenverklaring maakt geen keuze tussen de genoemde mogelijkheden. Daartoe was het hof ook niet gehouden. Vastgesteld is immers dat de merken waren aangebracht op producten die niet van de rechthebbende op dat merk afkomstig waren, terwijl voor het gebruik van het merk geen toestemming is gegeven. De door de bewezenverklaring open gelaten mogelijkheden vallen alle onder de reikwijdte van art. 337, eerste lid, aanhef en sub a, Sr.
14. Aldus kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat de merken vals, vervalst of wederrechtelijk vervaardigd zijn. De bewezenverklaring is op dit onderdeel voldoende met redenen omkleed.
15. Het middel faalt.
16. Het tweede middel behelst de klacht dat het hof niet heeft gerespondeerd op het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt dat de verdachte de opslagbox waarin de kleding en parfum is aangetroffen, heeft onderverhuurd aan ene [betrokkene] .
17. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt dat de raadsman het woord heeft gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitaantekeningen. Aan het proces-verbaal is een memo van “ [verdachte] ” aan “ [A] ” gehecht. Kennelijk betreft het een memo van de raadsman die de verdachte in eerste aanleg heeft bijgestaan aan de raadsman in hoger beroep en heeft het hof dit aangemerkt als pleitaantekeningen. De pleitaantekeningen houden het volgende in:
“(…)
- cliënt is door de PR Utrecht vrijgesproken, OM heeft appel ingesteld;
- er wordt een melding gedaan ivm gestolen goederen en een vuurwapen in een opslagloods in Nieuwegein;
- de politie gaat kijken, treedt binnen en vindt een groot aantal vervalste goederen;
- de boxhuur staat op naam van cliënt;
- cliënt geeft aan niets van de vervalste goederen (veelal parfums) te weten maar dat hij de box heeft doorverhuurd aan een persoon ( [betrokkene] uit Tiel die hij kent van de markt) voor wie hij feitelijk opereert als een soort katvanger;
- het onderzoek in deze zaak is zeer summier, en ik heb ttz gesteld dat ik het niet vreemd vind dat het OM in eerste instantie heeft beslist dat geen vervolging zou moeten volgen naar aanleiding van een artikel 12 procedure, ingesteld door de Coöperatieve Vereniging SMB-REACT, welke vereniging optreedt namens vele bedrijven in geval van merkvervalsing, werd alsnog de vervolging bevolen.
- Het onderzoek in deze zaak wel zeer mager is. Er wordt namelijk louter gekeken naar de goederen en het feit dat de box op naam staat van cliënt en de zaak is volgens de politie rond.
- Ik heb aangegeven dat het in eerste instantie al vreemd is dat de politie simpelweg uitgaat van de stelling van de benadeelde partij SMB-REACT en niet zelf onderzoek naar de valsheid van de goederen doet;
- voorts is het zeer vreemd dat de partij goederen (pagina 3) zijn vernietigd, nu om die reden geen nader onderzoek meer kan worden gedaan naar deze goederen, alsmede geen onderzoek kan worden gedaan naar eventuele DNA/DACTY sporen, hetgeen wel degelijk van belang is nu cliënt aangeeft die spullen nimmer te hebben gezien/te hebben aangeraakt;
- voorts heb ik gemeld dat een dergelijke opslagplaats met verschillende opbergboxen, normaliter volhangt met camera's en derhalve zeer simpel het verhaal van cliënt kan worden gecheckt, maar dat de politie hier niet de moeite voor heeft genomen en derhalve al veel te snel een conclusie heeft getrokken;
- voorts heeft cliënt een naam en een telefoonnummer genoemd, en heeft de politie geen onderzoek gedaan naar dat telefoonnummer, maar heeft slechts de mogelijkheid geboden aan cliënt om met nadere informatie te komen, hetgeen niet is gebeurd;
- tenslotte heb ik ook opgeworpen dat het feit dat een dergelijk marginaal onderzoek is verricht, zeer in het nadeel werkt van cliënt, nu het feitelijk onmogelijk is geworden om zijn onschuld aan te tonen;
- de PR gaf aan het niet een zeer groot bezwaar te vinden dat de vaststelling dat de goederen vals waren is gedaan door SMB-REACT, maar gaf aan het wel bezwaarlijk te vinden dat er zo weinig onderzoek is gedaan en dat derhalve niet kan worden vastgesteld dat de verklaring van cliënt (namelijk dat hij de box had onderverhuurd) niet waar kan zijn end at de PR derhalve tot een vrijspraak is gekomen.”
18. Het hof heeft het navolgende overwogen:
“Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. In het bijzonder overweegt het hof dat verdachte op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn garagebox had onderverhuurd aan ene [betrokkene] uit Tiel .”
19. Kennelijk heeft het hof in het aangevoerde een verweer strekkende tot vrijspraak ontwaard, hoewel het memo die conclusie als zodanig niet expliciet bevat. Die uitleg zal in cassatie moeten worden gerespecteerd.6.Voor zover het middel klaagt dat het hof niet heeft gerespondeerd op het tot vrijspraak strekkende verweer, berust het op een verkeerde lezing van het bestreden arrest en faalt het derhalve bij gebrek aan feitelijke grondslag. Het hof heeft immers in de ook in de schriftuur geciteerde overweging de redenen opgegeven waarom het niet tot een vrijspraak is gekomen. Hetzelfde geldt voor zover het middel klaagt dat het hof niet heeft gerespondeerd op de gestelde onderverhuur. Het hof heeft immers overwogen dat de verdachte “op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn garagebox had onderverhuurd aan ene [betrokkene] uit Tiel ” en is mede op grond daarvan afgeweken van het kennelijke standpunt dat de verdachte moest worden vrijgesproken.
20. Het oordeel van het hof is, mede in het licht van hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep namens de verdachte is aangevoerd, toereikend gemotiveerd. Daaraan doet niet af dat het hof niet op alle door de verdediging aangevoerde aspecten is ingegaan. De motiveringsplicht van art. 359, tweede lid, tweede volzin, Sv gaat immers niet zo ver dat bij de niet-aanvaarding van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt op ieder detail van de argumentatie moet worden ingegaan.7.Veel van de door de raadsman aangevoerde omstandigheden zien bovendien op de gestelde onvolledigheid van het voorbereidend onderzoek en op het procesverloop, zonder dat de redengevendheid van die omstandigheden voor het standpunt omtrent de onderverhuur dan wel de kennelijk bepleite vrijspraak duidelijk is gemaakt. Ten aanzien van de stelling dat de verdachte de opslagbox onderverhuurde aan ene [betrokkene] , houdt het pleidooi naar de kern genomen niet meer in dan dat de verdachte de box heeft doorverhuurd aan [betrokkene] uit Tiel , die hij kende van de markt, en dat de verdachte “een naam en een telefoonnummer” heeft genoemd. In het licht van het aldus summier onderbouwde standpunt van de verdediging, acht ik het (kennelijke) oordeel van het hof dat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte de opslagbox had onderverhuurd niet onbegrijpelijk en was het hof niet gehouden nader te motiveren waarom het hof van het ingenomen standpunt is afgeweken.
21. Het middel faalt.
22. De middelen falen. Het tweede middel kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende overweging. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
23. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 01‑09‑2015
Onder “waren” worden volgens de memorie van toelichting alle koopwaren, dus alle roerende goederen, verstaan. Zie H.J. Smidt, Geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht, tweede deel, p. 579.
Anders kennelijk: V. Mul, ‘8. Merkenfraude’ in Fraudedelicten, 2000, p. 107.
Vgl. bewijsmiddel 4. Het cassatiemiddel richt zich niet tegen het kennelijke oordeel dat ondanks de afwijking van het werkelijke merk, nog sprake is van een vals merk. Voorstelbaar is dat een merk zozeer afwijkt van het werkelijke merk, dat niet langer sprake is van een vals merk. Zie HR 17 oktober 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW0484, NJ 2007, 191 m.nt. Ch. Gielen en de daaraan voorafgaande conclusie van mijn ambtgenoot Knigge, over nabootsing van een merk als bedoeld in art. 377, eerste lid, aanhef en onder d, Sr.
A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, achtste druk, Deventer: Kluwer: 2015, p. 227.
Vgl. HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130, NJ 2006/393 m.nt. Buruma, rov. 3.8.4 onder d.
Beroepschrift 20‑05‑2014
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
Postbus 20303
2500 EH 's‑Gravenhage
CASSATIESCHRIFTUUR
INZAKE:
Inzake : [verdachte]/Cassatie
Griffienr : S 14/01491
Betekening aanzegging d.d. : 20 mei 2014
Mijn ref : RBA/LSE 20140307
Edelhoogachtbare Heren, Vrouwen,
Ondergetekende, als daartoe door de verdachte bijzonder gevolmachtigd, mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft hierbij de eer aan u Edelhoogachtbaar College te doen toekomen een schriftuur van cassatie ten vervolge op het door [verdachte], wonende te [woonplaats], ingestelde beroep in cassatie tegen het arrest van het Gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, d.d. 24 februari 2014 en alle beslissingen die door het hof ter terechtzitting zijn genomen.
In genoemd arrest heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren.
Als gronden van cassatie heeft ondergetekende de eer voor te dragen:
Middel I
Schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-naleving met nietigheid wordt bedreigd, althans zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen, in het bijzonder de artt. 337 Sr, alsmede 359 en 415 Sv, en wel om het navolgende.
Ten onrechte heeft het hof bewezen verklaard dat verdachte in de periode van 30 maart 2011 tot en met 9 mei 2011 te Nieuwegein opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad heeft gehad nu uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen niet, althans niet zonder meer kan volgen dat de merken vals, vervalst of wederrechtelijk vervaardigd zijn geweest, zodat op grond van deze omstandigheid de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed.
Toelichting
1.1
In het arrest heeft het hof bewezen verklaard, dat:
‘hij in of omstreeks de periode van 30 maart 2011 tot en met 9 mei 2011 te Nieuwegein opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, te weten:
- —
polo's, valselijk voorzien van het merk ABERCROMBIE en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk ARMANI en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk AZZARO en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk BURBERRY en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk BVLGARI en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk CACHAREL en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk CALVIN KLEIN en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk CHANEL en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk CHRISTIAN DIOR en
- —
broeken, jassen, jeans, parfums en T-shirts, valselijk voorzien van het merk D&G en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk DAVIDOFF en
- —
parfums en T-shirts, valselijk voorzien van het merk DIESEL en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk DKNY en
- —
broeken en jeans, valselijk voorzien van het merk G-STAR en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk GWENCHY en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk GUCCI en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk HUGO BOSS en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk ISSEY MWAKE en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk J.P. GAULTIER en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk JOOP! en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk KENZO en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk LACOSTE en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk LANCOME en
- —
T-shirts, valselijk voorzien van het merk PALL MALL en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk PRADA en
- —
jeans, valselijk voorzien van het merk REPLAY en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk THIERRY MUGLER en
- —
T-shirts, valselijk voorzien van het merk TOMMY HILFIGER en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk VERSACE en
- —
parfums en T-shirts, valselijk voorzien van het merk YSL in voorraad heeft gehad.’
1.2
Het bewezen verklaarde is door het hof gekwalificeerd als:
‘opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad hebben.’
1.3
Ten behoeve van de bewezenverklaring heeft het hof een aantal bewijsmiddelen gebezigd. Zo heeft het hof als bewijsmiddel (1) gebezigd een proces-verbaal, inhoudende een relaas van verbalisanten, inhoudende (voorzover in dit kader van belang):
‘() Op alle planken van langs de wanden geplaatste stellingkasten stonden parfumverpakkingen van onder andere de merken Pacco Rabban, Dior, Hugo Boss en Chanel. () Wij zagen dat de kleding en parfumverpakkingen werden aangeboden als waren zij echt en onvervalst.
De specialist van SNB-React heeft geconstateerd dat geen van de aangetroffen goederen als echt en onvervalst konden worden aangemerkt. ()’
1.4
Ten behoeve van de bewezenverklaring heeft het hof voorts nog als bewijsmiddel (2) gebezigd een proces-verbaal, inhoudende als relaas van een verbalisant (voorzover in dit kader van belang):
‘() De medewerker van de stichting SNB-React ging de box binnen en bevond dat alle kleding en parfums die daar in de box aanwezig waren merkvervalst waren. ()’
1.5
Als bewijsmiddel (4) heeft het hof een geschrift als bewijs gebezigd, inhoudende een aangifte namens SNB-React, inhoudende onder meer:
‘De politie te Nieuwegein heeft op 10 mei 2011 een partij goederen in beslag genomen op locatie [locatie 1] (boxen) in [a-plaats]. De partij bestond uit:
- —
polo's, valselijk voorzien van het merk ()
()
()
[controleur], werkzaam als controleur bij React heeft vervolgens vastgesteld dat deze producten vervalsingen zijn van producten van benadeelden op grond van de inferieure kwaliteit van de gebruikte materialen, de onjuiste labels en gebrekkige afwerking van de producten.
Voor de vaststelling dat de producten namaak zijn, wordt een aantal criteria gehanteerd die een objectieve beoordeling waarborgen.
1. Merken
Ten aanzien van de bovenstaande partij goederen is vastgesteld dat deze allen waren voorzien van de hierboven genoemde beschermde merken en logo's dan wel daarvan slechts een geringe afwijkingen vertoonden.
()
Naar aanleiding van bovenstaande criteria is onomstotelijk komen vast te staan dat de aangetroffen producten niet door, in opdracht van of met toestemming van de rechthebbenden zijn vervaardigd, hier te lande ingevoerd en/of in het handelsverkeer gebracht.
Hierbij doe ik aangifte terzake merkvervalsing en inbreuk op auteursrechtelijk beschermde logo's.’
1.6
Artikel 337 Sr stelt strafbaar:
- ‘1.
Hij die opzettelijk:
- a.
valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken,
- b.
waren, die zelf op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft,
- c.
waren, die ter aanduiding van de herkomst, valselijk van de naam van een bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, zijn voorzien,
- d.
waren, waarop of de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst of
()
invoert, doorvoert of uitvoert, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, uitdeelt of in voorraad heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of geldboete van de vijfde categorie.
()’
1.7
De in sub a van art. 337 Sr is met ingang van 1 januari 1993 aan art. 337 Sr toegevoegd, waardoor het mogelijk werd op te treden tegen personen die nagemaakte merken importeren of verhandelen om deze naderhand valselijk, bijvoorbeeld op textielwaren, aan te brengen (Langemeyer Noyon Remmelink, Wetboek van Strafrecht, art. 337, aant. 2, Suppl. 84 —februari 1995—).
1.8
Naar de mening van verdachte kan uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen niet, althans niet zonder meer, volgen dat verdachte opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk verkregen vervaardigde merken in voorraad heeft gehad, zoals wel bewezen is verklaard. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan mogelijk wel volgen dat op 9 mei 2011 door verbalisanten waren zijn aangetroffen waarop (valselijk) merken (waarop anderen recht hebben) waren aangebracht, zulks terwijl de betreffende waren vervalsingen zouden zijn van producten van merkgerechtigden, maar dit betekent nog niet dat de betreffende merken vals, vervalst of wederrechtelijk vervaardigd zouden zijn, zoals wel bewezen is verklaard. Op grond van deze omstandigheid is de bewezenverklaring dan ook onvoldoende met redenen omkleed.
Middel II
Schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-naleving met nietigheid wordt bedreigd, althans zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen, in het bijzonder de artt. 359 lid 2 en 415 Sv, en wel om het navolgende.
Met betrekking tot het ten laste gelegde is door en namens de verdachte uitdrukkelijk onderbouwd naar voren gebracht dat (verkort zakelijk weergegeven) verdachte terecht door de politierechter is vrijgesproken; verdachte geen wetenschap heeft omtrent de aangetroffen goederen en dat hij de betreffende garagebox heeft doorverhuurd aan een persoon; verdachte de politie een naam en een telefoonnummer heeft gegeven van de betreffende persoon, dat de politie geen onderzoek heeft gedaan naar de betreffende persoon/telefoonnummer; het onderzoek zoals verricht door de politie uiterst summier en mager is; de aangetroffen partij goederen vernietigd is zodat er geen nader onderzoek meer kan worden gedaan naar deze goederen zoals bijvoorbeeld naar eventuele DNA/DACTY sporen, hetgeen van belang is nu verdachte aangeeft de betreffende voorwerpen nimmer te hebben gezien/te hebben aangeraakt; politie niet is nagegaan of er camerabeelden voorhanden zijn, zulks terwijl een dergelijke opslagplaats normaliter vol hangt met camera's; de politierechter eerder het bezwaarlijk te achten dat er dermate weinig onderzoek is gedaan zodat niet kan worden vastgesteld dat de verklaring van de verdachte, namelijk dat verdachte de box had onderverhuurd, niet waar kan zijn, zodat de politierechter tot de vrijspraak is gekomen; deze omstandigheden dienen te leiden tot vrijspraak van verdachte. Op deze uitdrukkelijk onderbouwde standpunten heeft het hof ten onrechte niet gerespondeerd, zodat het arrest, althans de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed.
Toelichting
2.1
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij (verkort zakelijk weergegeven) in de periode van 30 maart 2011 tot met 9 mei 2011 te Nieuwegein opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad heeft gehad.
2.2
In het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 7 oktober 2013 is onder meer gerelateerd dat aldaar door de raadsman is aangevoerd:
‘De strafzaak tegen mijn cliënt wordt vandaag behandeld naar aanleiding van een artikel 12-procedure. Het openbaar ministerie heeft in eerste instantie kennelijk beslist niet tot vervolging over te gaan. Ik begrijp ook waarom, want het dossier is marginaal. Ik durf te stellen dat het uitgevoerde onderzoek redelijk marginaal, onvolledig en onvoldoende is. Mijn cliënt is gehoord na het aantreffen van de goederen in de box. Hij geeft dan de uitleg dat hij iemand tegenkwam op de markt die zijn box wilde huren. Dit kan de waarheid zijn. Dit is door de politie niet uitgerechercheerd. Daarnaast is weinig onderzoek gedaan naar wie verantwoordelijk is voor deze partij goederen. Het dossier bevat geen camerabeelden waarop te zien is wie in die periode naar die box is gelopen. De goederen zijn onderzocht door React en vervolgens vernietigd. De goederen zijn niet onderzocht op DNA-sporen of dactyloscopische sporen. Als op de goederen geen sporen van mijn cliënt zitten, dan neigt dat naar de waarheid van het verhaal over [betrokkene]. De melder van deze zaak is niet teruggevonden, er zijn geen historische verkeersgegevens opgevraagd en er is geen onderzoek gedaan naar het plaatsen van de internetadvertentie. Het dossier bevat slechts het bewijs dat het om vervalste goederen gaat en dat de box werd gehuurd door mijn cliënt. Het dossier bevat geen link dat de spullen door mijn cliënt in de loods zijn geplaatst omdat hij wist om wat voor goederen het ging, laat staan dat het om vervalste goederen ging. Mijn cliënt dient derhalve te worden vrijgesproken.’
2.3
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd. In het vonnis is daartoe onder meer vermeld:
‘De politierechter overweegt dat is vast te stellen dat er vervalste merkkleding lag opgeslagen in de box die verdachte huurde. Er kan echter niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte de wetenschap had dat er vervalste merkkleding in zijn box lag.’
2.4
In het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 10 februari 2014 is onder meer gerelateerd dat aldaar door mr. J.B. Boone, advocaat te Wijk bij Duurstede, het woord tot de verdediging heeft gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitaantekeningen. In deze pleitaantekeningen is onder meer vermeld:
‘()
verdenking wegens het aanbieden van valse of vervalste merkgoederen:
- —
cliënt is door de PR Utrecht vrijgesproken, OM heeft appel ingesteld;
- —
er wordt een melding gedaan ivm gestolen goederen en een vuurwapen in een opslagloods in [a-plaats];
- —
de politie gaat kijken, treedt binnen en vindt een groot aantal vervalste goederen;
- —
de boxhuur staat op naam van cliënt;
- —
cliënt geeft aan niets van de vervalste goederen (veelal parfums) te weten maar dat hij de box heeft doorverhuurd aan een persoon ([betrokkene] uit [b-plaats] die hij kent van de markt) voor wie hij feitelijk opereert als een soort katvanger; — het onderzoek in deze zaak is zeer summier, en ik heb ttz gesteld dat ik het niet vreemd vind dat het OM in eerste instantie heeft beslist dat geen vervolging zou moeten volgen naar aanleiding van een artikel 12 procedure, ingesteld door de Cooperatieve Vereniging SMB-REACT, welke vereniging optreedt namens vele bedrijven in geval van merkvervalsing; werd alsnog de vervolging bevolen.
- —
Het onderzoek in deze zaak wel zeer mager is. Er wordt namelijk louter gekeken naar de goederen en het feit dat de box op naam staat van cliënt en de zaak is volgens de politie rond.
- —
Ik heb aangegeven dat het in eerste instantie al vreemd is dat de politie simpelweg uitgaat van de stelling van de benadeelde partij SMB-REACT en niet zelf onderzoek naar de valsheid van de goederen doet;
- —
voorts is het zeer vreemd dat de partij goederen (pagina 3) zijn vernietigd, nu om die reden geen nader onderzoek meer kan worden gedaan naar deze goederen, alsmede geen onderzoek kan worden gedaan naar eventuele DNA/DACTY sporen, hetgeen wel degelijk van belang is nu cliënt aangeeft die spullen nimmer te hebben gezien/te hebben aangeraakt;
- —
voorts heb ik gemeld dat een dergelijke opslagplaats met verschillende opbergboxen, normaliter volhangt met camera's en derhalve zeer simpel het verhaal van cliënt kan worden gecheckt, maar dat de politie hier niet de moeite voor heeft genomen en derhalve al veel te snel een conclusie heeft getrokken;
- —
voorts heeft cliënt een naam en een telefoonnummer genoemd, en heeft de politie geen onderzoek gedaan naar dat telefoonnummer, maar heeft slechts de mogelijkheid geboden aan cliënt om met nadere informatie te komen, hetgeen niet is gebeurd;
- —
tenslotte heb ik ook opgeworpen dat het feit dat een dergelijk marginaal onderzoek is verricht, zeer in het nadeel werkt van cliënt, nu het feitelijk onmogelijk is geworden om zijn onschuld aan te tonen;
- —
de PR gaf aan het niet een zeer groot bezwaar te vinden dat de vaststelling dat de goederen vals waren is gedaan door SMB-REACT, maar gaf aan het wel bezwaarlijk te vinden dat er zo weinig onderzoek is gedaan en dat derhalve niet kan worden vastgesteld dat de verklaring van cliënt (namelijk dat hij de box had onderverhuurd) niet waar kan zijn end at de PR derhalve tot een vrijspraak is gekomen.’
2.5
In het arrest heeft het hof bewezen verklaard, dat:
‘hij in of omstreeks de periode van 30 maart 2011 tot en met 9 mei 2011 te Nieuwegein opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, te weten:
- —
polo's, valselijk voorzien van het merk ABERCROMBIE en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk ARMANI en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk AZZARO en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk BURBERRY en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk BVLGARI en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk CACHAREL en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk CALVIN KLEIN en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk CHANEL en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk CHRISTIAN DIOR en
- —
broeken, jassen, jeans, parfums en T-shirts, valselijk voorzien van het merk D&G en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk DAVIDOFF en
- —
parfums en T-shirts, valselijk voorzien van het merk DIESEL en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk DKNY en
- —
broeken en jeans, valselijk voorzien van het merk G-STAR en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk GWENCHY en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk GUCCI en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk HUGO BOSS en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk ISSEY MWAKE en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk J.P. GAULTIER en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk JOOP! en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk KENZO en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk LACOSTE en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk LANCOME en
- —
T-shirts, valselijk voorzien van het merk PALL MALL en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk PRADA en
- —
jeans, valselijk voorzien van het merk REPLAY en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk THIERRY MUGLER en
- —
T-shirts, valselijk voorzien van het merk TOMMY HILFIGER en
- —
parfums, valselijk voorzien van het merk VERSACE en
- —
parfums en T-shirts, valselijk voorzien van het merk YSL in voorraad heeft gehad.’
2.6
In het arrest heeft het hof onder meer overwogen:
‘Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. In het bijzonder overweegt het hof dat verdachte op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn garagebox had onderverhuurd aan ene [betrokkene] uit [b-plaats].’
2.7
In het arrest, noch in de aanvulling inhoudende de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, heeft het hof gerespondeerd op hetgeen de raadsman met betrekking tot de onderverhuur aan [betrokkene] heeft opgemerkt, te weten dat verdachte niet alleen de naam, maar ook het telefoonnummer van deze [betrokkene] aan de politie heeft verstrekt; de politie geen enkel onderzoek heeft gedaan naar het telefoonnummer dan wel genoemde [betrokkene]; de politie klaarblijkelijk ook geen onderzoek heeft gedaan naar de aanwezigheid van camerabeelden; het Openbaar Ministerie in eerste instantie verdachte niet wenste te vervolgen; de politierechter verdachte heeft vrijgesproken nu naar de mening van de politierechter niet overtuigend bewezen kan worden dat verdachte wetenschap heeft gehad dat er vervalste merkkleding in de box heeft gelegen; de in beslag genomen voorwerpen zijn vernietigd zodat geen onderzoek kon worden gedaan naar eventuele DNA en DACTY sporen; het marginaal verrichte onderzoek zeer in het nadeel werkt van verdachte nu het voor verdachte feitelijk onmogelijk is gemaakt zijn onschuld aan te tonen. Gelet hierop heeft het hof het arrest, althans de bewezenverklaring onvoldoende met redenen omkleed (zie in dit verband onder meer HR 22 april 2014, ECLI: NL: HR: 2014: 953, alsmede HR 8 april 2014, ECLI: NL: HR: 2014: 848).
2.8
Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen slechts kan volgen dat volgens opgave van een specialist ‘danwel een medewerker’ van de stichting SNB React kleding en parfums aanwezig zijn geweest die voorzien waren van logo's, zulks terwijl volgens deze stichting de betreffende producten niet vervaardigd zijn door de rechthebbenden van de merken en dat verdachte een opslagbox gehuurd had bij [locatie 1]. Gelet op hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, is de bewezenverklaring dan ook onvoldoende met redenen omkleed.
Dat
Op vorenstaande gronden het u Edelhoogachtbaar College moge behagen, gemelde uitspraak te vernietigen met een zodanige uitspraak als uw Edelhoogachtbaar College noodzakelijk voorkomt.
Spijkenisse, 18 juli 2014
Advocaat