Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsbesluit identificatie- en rapportagevoorschriften Common Reporting Standard
Artikel 4 Bestaande rekening van een natuurlijk persoon
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2016
- Bronpublicatie:
23-12-2015, Stb. 2015, 546 (uitgifte: 30-12-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2015, Stb. 2015, 546 (uitgifte: 30-12-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht / Inlichtingenuitwisseling en wederzijdse bijstand
Belastingrecht algemeen / Wetgeving in wording
1.
Een rapporterende financiële instelling volgt met betrekking tot lagewaarderekeningen, met inachtneming van bijlage II, onder 1, van Richtlijn 2011/16/EU, de procedures die zijn opgenomen in bijlage I, sectie III, onderdeel B, van Richtlijn 2011/16/EU om vast te stellen of sprake is van te rapporteren rekeningen.
2.
Een rapporterende financiële instelling volgt met betrekking tot hogewaarderekeningen, met inachtneming van bijlage II, onder 1, van Richtlijn 2011/16/EU, de procedures die zijn opgenomen in bijlage I, sectie III, onderdeel C, onder 1 tot en met 5 en onder 7 tot en met 9, van Richtlijn 2011/16/EU om vast te stellen of sprake is van te rapporteren rekeningen.
3.
Een rapporterende financiële instelling volgt met betrekking tot een bestaande rekening die op 31 december 2015 niet een hogewaarderekening is maar die dat wel is op de laatste dag van een volgend kalenderjaar, uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de bestaande rekening een hogewaarderekening wordt de procedures die zijn opgenomen in bijlage I, sectie III, onderdeel C, onder 1 tot en met 5 en onder 7 tot en met 9, van Richtlijn 2011/16/EU om vast te stellen of sprake is van een te rapporteren rekening.
4.
Een rapporterende financiële instelling die op basis van een wijziging van omstandigheden weet of redenen heeft om te weten dat de fiscale woonstaat van de rekeninghouder is of kan zijn gewijzigd, verkrijgt, in afwijking in zoverre van het eerste en tweede lid, een actuele eigen verklaring van de rekeninghouder dan wel, in het geval eerder een eigen verklaring is verkregen, een redelijke uitleg en, waar nodig, aanvullende bewijsstukken indien deze de juistheid van de laatst verkregen eigen verklaring bevestigen.
5.
Een rapporterende financiële instelling mag nadat zij op basis van een wijziging van omstandigheden weet of redenen heeft om te weten dat de fiscale woonstaat van de rekeninghouder is of kan zijn gewijzigd, nog gedurende 90 dagen uitgaan van de fiscale woonstaat van de rekeninghouder zoals die is vastgesteld vóór de wijziging van omstandigheden.