Einde inhoudsopgave
Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 25-04-1997. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-1996
- Bronpublicatie:
10-04-1997, Stb. 1997, 162 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken: 24441)
- Inwerkingtreding
25-04-1997, terugwerkend tot: 01-01-1996
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-04-1997, Stb. 1997, 162 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken: 24441)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ouderen / Ouderdomsuitkering
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
De beperking van de uitbetaling van het pensioen of de pensioenen, bedoeld in artikel 3, wordt gerekend vanaf 1 januari 1963 gesteld op een bedrag dat gelijk is aan het deel van het algemeen ouderdomspensioen dat geacht kan worden betrekking te hebben op de tijd die samenvalt met de diensttijd waarnaar een of meer aan betrokkene toekomende pensioenen worden geacht te zijn berekend, met dien verstande dat de beperking van de uitbetaling, bedoeld in artikel 3, tweede lid, wordt berekend naar het algemeen ouderdomspensioen van een ongehuwde, dan wel het algemeen ouderdomspensioen van een gehuwde als dit pensioen minder bedraagt.
2.
Indien het bedrag dat aan een overheidsdienaar aan een of meer eigen pensioenen of aan een weduwe aan een of meer weduwenpensioenen is toegekend, per maand in totaal minder bedraagt dan 1/12 deel, onderscheidenlijk 5/84 deel, van het normbedrag, bedoeld in het derde lid, wordt het met toepassing van het eerste lid berekende bedrag van de beperking vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller 40 maal het eerstbedoelde bedrag bedraagt en de noemer gelijk is aan het produkt van het aantal dienstjaren, waarnaar het pensioen of de pensioenen ingevolge artikel 2, eerste lid, wordt of worden geacht te zijn berekend en 1/12 deel, onderscheidenlijk 5/84 deel, van het vorenbedoelde normbedrag.
3.
Het normbedrag is het ouderdomspensioen dat overeenkomstig de Algemene burgerlijke pensioenwet, zoals die luidde op 31 december 1995, is berekend naar een diensttijd van 40 jaren en middelsom van berekeningsgrondslagen die gelijk is aan het bedrag, bedoeld in artikel J 12 van die wet, en met inachtneming van artikel F 7 van die wet. De bedragen, bedoeld in de artikelen J 12 en F 7 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, zoals die luidden op 31 december 1995, worden met ingang van 1 januari 1996 bij ministeriële regeling aangepast overeenkomstig de aanpassing van de pensioenen voor overheidswerknemers in de zin van artikel 2 van de Wet privatisering ABP die werkzaam zijn geweest in de sector Rijk, aan een algemene bezoldigingswijziging.
4.
Indien het bedrag van de beperking dat is berekend volgens het tweede lid, hoger is dan het bedrag van de beperking dat is berekend volgens het eerste lid, wordt het bedrag van de beperking gesteld op het overeenkomstig het eerste lid berekende bedrag.