JOL 2007, 430:Ontvankelijkheid: onjuiste naamsvermelding in cassatiedagvaarding. Tekortkoming; geen ambtshalve afwijzing vordering ontbinding wegens te geringe betekenis tekortkoming. Tekortkoming voortdurende verplichting; ontbinding en nakoming boetebeding zonder verzuim. Nu is gesteld noch gebleken dat verweerster in cassatie in redelijkheid kon menen dat met de aanduiding in de cassatiedagvaarding een andere rechtspersoon was bedoeld dan de rechtspersoon die in de vorige instantie onder die naam partij was, heeft zij geen in rechte te respecteren belang bij haar beroep op de onjuiste naamsvermelding in de cassatiedagvaarding. In de regel rechtvaardigt een tekortkoming ontbinding, zij het dat de rechter in de omstandigheid dat de tekortkoming weinig ernstig van aard of betekenis is, aanleiding kan vinden de vordering tot ontbinding af te wijzen; de schuldenaar dient zich voldoende gemotiveerd op deze uitzondering te beroepen. Indien een partij is tekortgeschoten in de nakoming van een voortdurende verplichting, kan deze weliswaar in de toekomst alsnog nog worden nagekomen, maar daarmee wordt de tekortkoming in het verleden niet ongedaan gemaakt en wat deze tekortkoming betreft is nakoming dan ook niet meer mogelijk. Dit brengt mee dat ontbinding van de overeenkomst mogelijk is ook zonder verzuim. Voor de vordering tot nakoming van een boetebeding geldt in zo'n geval evenzeer dat geen verzuim is vereist.