JOL 2007, 364:Arubaanse zaak. Borgersbrief; eisen. Ontvankelijkheid cassatieberoep; art. 4 Cassatieregeling Nederlandse Antillen en Aruba; ‘termijn voor hoger beroep’; overgangsrecht nieuw RvA; onmiddellijke werking. Alimentatie gewezen echtgenoten; toepasselijk recht; limitering; overgangsrecht nieuw BWA. De reactie van de advocaat is niet een reactie op de conclusie van de A-G maar op de brief van de advocaat van de wederpartij, zodat de HR daarop gelet op art. 44 lid 3 Rv geen acht zal slaan. Gelet op het nog niet vastgestelde en in werking getreden overgangsrecht betreffende het nieuwe Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba en op het algemene overgangsrechtelijke uitgangspunt van onmiddellijke werking van het nieuwe recht, moet voor een alimentatiebeschikking die is totstandgekomen na de inwerkingtreding van het nieuwe wetboek, de in art. 4 Cassatieregeling bedoelde ‘termijn voor het hoger beroep’, die mede bepalend is voor de termijn voor het beroep in cassatie, bepaald worden met inachtneming van het sedert 1 augustus 2005 geldende recht. Nu ingevolge art. 429n lid 2 RvA de appeltermijn inzake een alimentatie-beschikking 6 weken bedraagt, bedraagt de cassatietermijn drie maanden. De limitering van de alimentatieverplichting is geregeld in art. 1:157 lid 4–6 BWA en deze regeling is als onderdeel van het nieuwe Burgerlijk Wetboek van Aruba op 1 januari 2002 in werking getreden. Ingevolge art. 25 van de Landsverordening Overgangsbepalingen Nieuw BW is deze regeling slechts van toepassing op de uitkeringen tot levensonderhoud ter zake van de ontbinding door echtscheiding van huwelijken die na het inwerkingtreden van die leden zijn voltrokken. Ingevolge art. 24 Landsverordening Overgangsbepalingen Nieuw BW moest het verzoek van de vrouw tot toekenning van alimentatie beoordeeld worden met inachtneming van het art. 274 BWA (oud).