RvdW 2007, 494:Verdeling ontbonden huwelijksgoederengemeenschap; reprise; essentiële stelling. Het hof had behoren in te gaan op het betoog van de man dat in wezen aan de orde stelt dat het door de rechtbank in het dictum van haar eindvonnis bedoelde bedrag, althans het grootste deel daarvan, bestaat uit een reprise die niet door hem, maar uit de goederen van de ontbonden goederengemeenschap aan de vrouw behoort te worden vergoed, alvorens die bij helfte wordt verdeeld.