NJ 2007, 274
Partijgetuigenverklaring; bewijskracht in geval van subjectieve cumulatie van rechtsvorderingen.
HR 04-05-2007, ECLI:NL:PHR:2007:AZ8166
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 mei 2007
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, E.J. Numann, J.C. van Oven, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C06/010HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
AZ8166
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:AZ8166, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑05‑2007
ECLI:NL:PHR:2007:AZ8166, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑05‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑12‑2005
- Wetingang
Rv art. 164
Essentie
Nu de vorderingen van thans eiser tot cassatie sub 1 en van thans eiser tot cassatie sub 2, ook al betreffen deze vorderingen dezelfde schadetoebrengende gebeurtenis en worden daaraan dezelfde verwijten ten grondslag gelegd, ook afzonderlijk berecht hadden kunnen worden, heeft het hof ten onrechte eiser sub 2 ten opzichte van eiser sub 1 als partijgetuige aangemerkt.
Samenvatting
Thans eiseres tot cassatie sub 1, een maatschap waarvan een van de maten de eigenaar is van onder water gelopen landbouwgrond en thans eiser tot cassatie sub 2, de exploitant van die landbouwgrond, vorderen in deze zaak schadevergoeding van een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.