JOL 2007, 325:Reële executie levering registergoed; ontvankelijkheid beroep; art. 3:301 lid 2 BW; rechtszekerheid; ambtshalve toepassing. Onjuiste adressering poststuk aan gerecht; risico procespartij? Het voorschrift van art. 3:301 lid 2 BW dat het rechtsmiddel van verzet, hoger beroep en cassatie tegen een uitspraak waarvan de rechter heeft bepaald dat zij in de plaats treedt van een tot levering van een registergoed bestemde akte, binnen acht dagen na het instellen daarvan moet worden ingeschreven in het rechtsmiddelenregister, strekt ertoe de betrouwbaarheid van de openbare registers met het oog op de ten aanzien van de verkrijging van registergoederen vereiste rechtszekerheid zoveel mogelijk te waarborgen. Dit brengt mee dat de rechter ambtshalve dient na te gaan of aan het voorschrift van art. 3:301 lid 2 BW is voldaan; er is ook geen plaats voor onderzoek door de rechter naar de vraag of sprake is (geweest) van benadeling van derden als gevolg van het verzuim van de aanlegger om het rechtsmiddel binnen acht dagen na het instellen daarvan te doen inschrijven in het rechtsmiddelenregister. Het is primair de verantwoordelijkheid van partijen (meer in het bijzonder van de advocaat en/of procureur) om poststukken zorgvuldig te adresseren. Het hof heeft niet uit het oog verloren dat de brief van de procureur is aangeboden aan en ingekomen bij de Centrale Informatie Balie van de Gerechtelijke Diensten, die mede dient als loket voor de civiele griffie van de rechtbank.