JOL 2007, 274:Verzoek toepassing schuldsaneringsregeling. Facultatieve afwijzingsgrond van art. 288 lid 2 sub b F (ontbreken goede trouw bij ontstaan schulden),: maatstaf. Limitatief karakter afwijzingsgronden. De omstandigheid dat de schuldenaar t.a.v. het ontstaan van schulden niet te goeder trouw is geweest, staat op zichzelf genomen niet reeds aan toelating tot de schuldsanering in de weg. Art. 288 lid 2 sub b F. betreft een facultatieve afwijzingsgrond, zodat het hof diende te beoordelen of die omstandigheid, bezien in het licht van alle overige omstandigheden van het geval, waaronder het ontstaan en het beloop van de overige schulden, een grond kon opleveren om het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af te wijzen. Voorzover het hof zijn beslissing tot afwijzing van het verzoek heeft afgewezen op de grond dat de schuldenaar onvoldoende informatie heeft verschaft m.b.t. één van zijn schulden, heeft het een grond voor afwijzing van het verzoek gebezigd die niet behoort tot de daarvoor limitatief in art. 288 F. genoemde gronden.