JOL 2007, 237:Bemiddelingsovereenkomst; belangenverstrengeling; mededelingsplicht art. 7:418 lid 1 BW: reikwijdte. De in art. 7:418 lid 1 BW neergelegde mededelingsplicht doet zich — behoudens de in het artikellid genoemde uitzondering — gelden zodra de lasthebber direct of indirect belang heeft bij de totstandkoming van de rechtshandeling; zij geldt onafhankelijk van het antwoord op de vraag of het eigen belang van de lasthebber daadwerkelijk in strijd is met de belangen van de lastgever. Het is aan de lastgever om te beoordelen of zich een belangenconflict voordoet dat aan een optimale behartiging van zijn belang door de lasthebber zou kunnen afdoen. Ook een tussenpersoon als bedoeld in de art. 7:425–427 BW die een eigen belang bij de totstandkoming van de overeenkomst heeft gekregen nadat hij de met zijn opdrachtgever overeengekomen bemiddelingswerkzaamheden heeft verricht, of die nadat hij zelf een zodanig eigen belang heeft gekregen geen bemiddelingswerkzaamheden voor zijn opdrachtgever meer verricht, is ingevolge art. 7:418 lid 1 verplicht de opdrachtgever van dat belang in kennis te stellen. Dat geldt ook indien de afspraak tussen opdrachtgever en tussenpersoon meebrengt dat deze reeds aanspraak op loon heeft voor het enkele in contact brengen van de opdrachtgever en de derde.