RvdW 2007, 304
Wet Bopz. Klachtrecht patiënt. Procedure ex art. 41a Wet Bopz; taak rechter; toetsing ex tunc van besluit tot dwangbehandeling en toetsing ex nunc van voortzetting dwangbehandeling; schadevergoeding op voet art. 41b Wet Bopz. Ontvankelijkheid cassatieberoep na verstrijken geldigheidsduur?; belang; vordering tot schadevergoeding.
HR 16-03-2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3539
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
16 maart 2007
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, J.C. van Oven, F.B. Bakels
- Zaaknummer
R06/113HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AZ3539
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:AZ3539, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑03‑2007
ECLI:NL:HR:2007:AZ3539, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 16‑03‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑08‑2006
- Wetingang
Essentie
Wet Bopz. Klachtrecht patiënt. Procedure ex art. 41a Wet Bopz; taak rechter; toetsing ex tunc van besluit tot dwangbehandeling en toetsing ex nunc van voortzetting dwangbehandeling; schadevergoeding op voet art. 41b Wet Bopz. Ontvankelijkheid cassatieberoep na verstrijken geldigheidsduur?; belang; vordering tot schadevergoeding.
Betrokkene is ontvankelijk in zijn beroep hoewel de gewraakte dwangbehandeling heeft plaatsgevonden in het kader van een voorlopige machtiging waarvan de geldigheidsduur is verstreken, aangezien betrokkene belang houdt bij zijn beroep gelet op zijn verzoek de klacht tegen de dwangbehandeling gegrond te verklaren mede met het oog op de vordering tot ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.