JOL 2007, 184:Alimentatie gewezen echtgenoten. Limitering (gefaseerde beëindiging); ‘oud geval’; maatstaf; motiveringseisen; financiële positie alimentatieplichtige. Beding van niet-wijziging; toepasselijkheid art. II lid 4 WLA. Verlengingsverzoek; toepasselijkheid art. II lid 2 WLA. Nu de man naar eigen zeggen beschikt over een vermogen van in ieder geval Euro 1.500.000,- terwijl vaststaat de vrouw maar met moeite kon rondkomen toen de man haar een aantal maanden geen alimentatie betaalde, is, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk dat het hof tot het oordeel is gekomen dat de gefaseerde definitieve beëindiging van de alimentatie voor de vrouw niet van zo ingrijpende aard is dat deze naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van haar kan worden gevergd. Het hof had moeten doen uitkomen hoe het de financiële positie van de man in de aan zijn beslissing ten grondslag liggende afweging heeft betrokken. Art. II lid 4 Wet limitering alimentatie (WLA) is ook van toepassing op echtscheidingsconvenanten waarin een beding van niet-wijziging is opgenomen. Onjuist is de opvatting dat in een geval als het onderhavige, waarin het echtscheidingsconvenant gesloten is vóór l juli 1994, een door de rechter vastgestelde termijn slechts kan worden verlengd indien er sprake is van een ingrijpende wijziging van omstandigheden in de zin van art. 1:401 lid 2 BW; een verzoek tot verdere verlenging moet worden getoetst aan art. II lid 2 WLA.