RI 2007, 1
Betalingsonmacht. Wanneer mag de Ontvanger een melding van betalingsonmacht op grond van art. 36 lid 2 Invorderingswet 1990 als beëindigd beschouwen?
HR 16-03-2007, ECLI:NL:PHR:2007:AZ6635
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 maart 2007
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, E.J. Numann, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C05/220HR
- Conclusie
A-G Timmerman
- LJN
AZ6635
- JCDI
JCDI:ADS871632:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
Insolventierecht (V)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:AZ6635, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑03‑2007
ECLI:NL:PHR:2007:AZ6635, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑03‑2007
- Wetingang
Essentie
Wanneer mag de Ontvanger een melding van betalingsonmacht op grond van art. 36 lid 2 Invorderingswet 1990 als beëindigd beschouwen?
Samenvatting
Verweerder, bestuurder van de belastingplichtige vennootschap, heeft op enig moment op grond van art. 36, tweede lid, Iw 1990 mededeling van betalingsonmacht aan de Ontvanger gedaan. Enige tijd daarna heeft verweerder een betaling aan de Ontvanger gedaan. De Ontvanger stelt zich op het standpunt dat hij de melding van betalingsonmacht na genoemde betaling als geëindigd mag beschouwen. Verweerder zou daardoor uit hoofde van kennelijk onbehoorlijk bestuur voor de belastingschuld na de genoemde betaling ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.