NJ 2007, 306
Pensioenverevening: verplichting d.g.a. tot ‘afstorting’?; redelijkheid en billijkheid; alle omstandigheden van geval; uitzondering o.g.v. onvoldoende liquide middelen?; stelplicht en bewijslast.
HR 09-02-2007, ECLI:NL:PHR:2007:AZ2658, m.nt. J. de Boer
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
9 februari 2007
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, P.C. Kop, A. Hammerstein, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
R06/021HR
- Conclusie
A-G Keus
- Noot
J. de Boer
- LJN
AZ2658
- JCDI
JCDI:ADS157843:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:AZ2658, Uitspraak, Hoge Raad, 09‑02‑2007
ECLI:NL:PHR:2007:AZ2658, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑02‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑02‑2006
- Wetingang
Essentie
Pensioenverevening: verplichting d.g.a. tot ‘afstorting’?; redelijkheid en billijkheid; alle omstandigheden van geval; uitzondering o.g.v. onvoldoende liquide middelen?; stelplicht en bewijslast.
De eisen van redelijkheid en billijkheid die de rechtsverhouding tussen ex-echtgenoten beheersen, zullen in het algemeen meebrengen dat de tot verevening verplichte echtgenoot die als directeur en enig aandeelhouder de rechtspersoon beheerst waarin de te verevenen pensioenaanspraak is ondergebracht, dient zorg te dragen voor afstorting bij een externe pensioenverzekeraar van het kapitaal dat nodig is voor het aan de andere echtgenoot toekomende deel van de pensioenaanspraak. De beantwoording van de vraag of daarop in een concreet geval aanspraak ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.