RvdW 2007, 169
Wet Bopz. Voorwaardelijke machtiging; art. 14a lid 7: aan bijzondere voorwaarden te stellen eisen; eisen van specificiteit en exactheid; voorgeschreven medicatie.
HR 02-02-2007, ECLI:NL:PHR:2007:AZ1113
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
2 februari 2007
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, F.B. Bakels
- Zaaknummer
R06/128HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AZ1113
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:AZ1113, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 02‑02‑2007
ECLI:NL:PHR:2007:AZ1113, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑02‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 25‑09‑2006
- Wetingang
BOPZ art. 14a
Essentie
Wet Bopz. Voorwaardelijke machtiging; art. 14a lid 7: aan bijzondere voorwaarden te stellen eisen; eisen van specificiteit en exactheid; voorgeschreven medicatie.
De aan een voorwaardelijke machtiging gestelde bijzondere voorwaarden moeten voldoen aan de in art. 14a lid 7 Wet Bopz gestelde eisen; dit dient in de formulering ervan tot uitdrukking te komen. De strekking van de regeling van de voorwaardelijke machtiging brengt mee dat, voorzover de situatie waarin de betrokkene verkeert dit nodig maakt, aan de bijzondere voorwaarde in zekere mate een open karakter mag worden gegeven, zodat bij de behandeling met de nodige ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.