JOL 2007, 43:Verzoek tot vaststelling Nederlanderschap ex art. 17 RWW. Verkrijging Nederlanderschap van rechtswege op voet van art. 4 RWW: is postnatale erkenning met gerechtelijk bewijs verwekkerschap gelijk te stellen met gerechtelijke vaststelling vaderschap? Arubaanse zaak. De wijziging van art. 4 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) waardoor een minderjarige vreemdeling die door een Nederlander wordt erkend niet langer van rechtswege Nederlander wordt, schiet haar doel (een dan opwerpen tegen zgn. schijnerkenningen) voorbij in gevallen waarin de erkenner in rechte aantoont dat hij de verwekker van het kind is. De RWN maakt derhalve t.a.v. de nationaliteitsgevolgen een niet te rechtvaardigen verschil in behandeling tussen een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap en een postnatale erkenning met gerechtelijk bewijs van verwekkerschap. Het hof heeft dan ook terecht onder verwijzing naar art. 26 IVBPR een postnatale erkenning in combinatie met gerechtelijk bewijs van het verwekkerschap met het oog op de toepassing van art. 4 RWN gelijkgesteld met een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap.