RvdW 2007, 123
Executoriaal derdenbeslag: art. 475 lid 1 Rv: (toekomstige) vordering?; rechtskarakter verhouding begunstigde rekeninghouder en giro-instelling/bank.
HR 26-01-2007, ECLI:NL:PHR:2007:AZ0614 (Ontvanger/Fruitveiling Kerseboom)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
26 januari 2007
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, P.C. Kop, E.J. Numann, A. Hammerstein, F.B. Bakels
- Zaaknummer
C05/272HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AZ0614
- Roepnaam
Ontvanger/Fruitveiling Kerseboom
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Goederenrecht / Eigendom, bezit en houderschap
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:AZ0614, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 26‑01‑2007
ECLI:NL:PHR:2007:AZ0614, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑01‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑09‑2005
- Wetingang
BW art. 3:107; BW art. 3:111; Rv art. 475
Essentie
Executoriaal derdenbeslag: art. 475 lid 1 Rv: (toekomstige) vordering?; rechtskarakter verhouding begunstigde rekeninghouder en giro-instelling/bank.
Bij de beantwoording van de vraag of een van beide door de Ontvanger gelegde executoriale derdenbeslagen het bedrag heeft getroffen dat door de geëxecuteerde aan de bank is overgemaakt maar door de bank niet conform de opdracht is geboekt op de rekening van de derde, doch op een ‘verschillenrekening’ op naam van de bank en vervolgens op de bankrekening van de geëxecuteerde, is ingevolge art. 475 lid 1 Rv beslissend of ten tijde van (een van) beide beslagleggingen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.