RvdW 2007, 2
Wet Bopz. Obiter dictum. Observatiemachtiging als bedoeld in art. 14h Wet Bopz: i.v.m. art. 5 EVRM te stellen eisen. Aanvullend cassatierekest binnen de cassatietermijn. Recht betrokkene te worden gehoord: horen op voorhand en afstand van recht niet toegelaten.
HR 15-12-2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ1112
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
15 december 2006
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, F.B. Bakels
- Zaaknummer
R06/117HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AZ1112
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AZ1112, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑12‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AZ1112, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 15‑12‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑08‑2006
- Wetingang
Essentie
Wet Bopz. Obiter dictum. Observatiemachtiging als bedoeld in art. 14h Wet Bopz: i.v.m. art. 5 EVRM te stellen eisen. Aanvullend cassatierekest binnen de cassatietermijn. Recht betrokkene te worden gehoord: horen op voorhand en afstand van recht niet toegelaten.
Verlening van een observatiemachtiging is in verband met art. 5 EVRM slechts aanvaardbaar indien op grond van de overgelegde medische verklaring met voldoende zekerheid kan worden aangenomen dat de betrokkene aan een, in het kader van de observatie nader te onderzoeken, stoornis van de geestvermogens lijdt, en het ernstige vermoeden bestaat dat die ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.