JOL 2006, 800
Zorgplicht vermogensbeheerder. Verzwaarde stelplicht; bewijslastverdeling. De omstandigheid dat thans eiseres tot cassatie zich heeft verweerd tegen de vordering van thans verweerder in cassatie met het betoog dat zij wel degelijk aan haar zorgplicht als vermogensbeheerder tegenover verweerders heeft voldaan, brengt niet mee dat eiseres de feiten moet bewijzen die zij aan dit verweer ten grondslag heeft gelegd, aangezien — anders dan het hof heeft geoordeeld — van een bevrijdend verweer in die zin dat eiseres de door verweerders aan hun vorderingen ten grondslag gelegde feiten niet zou hebben bestreden, maar zich afgezien daarvan op een bevrijdende omstandigheid zou hebben beroepen, geen sprake is. In beginsel is het aan het beleid van de rechter die over de feiten oordeelt, overgelaten welke sanctie hij in de gegeven omstandigheden passend acht indien een partij op wie een verzwaarde stelplicht rust, daaraan niet voldoet. In de regel zal voor de hand liggen dat de rechter de bewijslast niet omkeert, maar de stellingen van de partij op wie de bewijslast rust hetzij, als onvoldoende betwist, als vaststaand aanneemt, hetzij deze stelling voorshands bewezen acht behoudens tegenbewijs door de partij op wie de verzwaarde stelplicht rust.
HR 15-12-2006, ECLI:NL:PHR:2006:AZ1083
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 december 2006
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, P.C. Kop, A. Hammerstein, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C05/252HR
- Conclusie
A-G Verkade
- LJN
AZ1083
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2006:AZ1083, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑12‑2006
ECLI:NL:PHR:2006:AZ1083, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑12‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑08‑2005
Essentie
Zorgplicht vermogensbeheerder. Verzwaarde stelplicht; bewijslastverdeling.
De omstandigheid dat thans eiseres tot cassatie zich heeft verweerd tegen de vordering van thans verweerder in cassatie met het betoog dat zij wel degelijk aan haar zorgplicht als vermogensbeheerder tegenover verweerders heeft voldaan, brengt niet mee dat eiseres de feiten moet bewijzen die zij aan dit verweer ten grondslag heeft gelegd, aangezien — anders dan het hof heeft geoordeeld — van een bevrijdend verweer in die zin dat eiseres de door verweerders aan hun vorderingen ten grondslag gelegde feiten niet zou hebben bestreden, maar zich afgezien daarvan op een bevrijdende omstandigheid zou hebben ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.