JOL 2006, 728:Ontvankelijkheid beroep; gebrek aan belang. Grenzen rechtsstrijd; verboden aanvulling grondslag verweer; hoor en wederhoor. Schadestaatprocedure en eigen schuld-verweer. Nu het cassatieberoep zich beperkt tot een geschilbeslissing tussen thans eiseres tot cassatie en thans verweerder in cassatie sub 2 waaruit geen rechten of verplichtingen van of jegens verweerder in cassatie sub 1 voortvloeien, heeft eiseres geen belang bij haar beroep voorzover dat is gericht tegen verweerder sub 1. Het hof is buiten de grenzen van de rechtsstrijd van partijen getreden door het beroep van eiseres op eigen schuld van verweerder te verwerpen op een niet door deze aangevoerde grondslag; bovendien heeft het hof — doordat eiseres geen gelegenheid heeft gehad te reageren — eiseres tekort gedaan in haar recht zich naar behoren te kunnen verdedigen. Hoewel het middel gegrond is, kan het niet tot cassatie leiden nu het beroep van eiseres op eigen schuld ook indien het gegrond zou worden geoordeeld niet van dien aard is dat het in de weg staat aan toewijzing van de vordering tot veroordeling van eiseres tot schadevergoeding op te maken bij staat; het eigen schuld-verweer leent zich voor behandeling in de schadestaatprocedure en kan daarin opnieuw aan de orde worden gesteld nu 's hofs oordeel op dit punt in cassatie geen stand heeft gehouden en bijgevolg aan zijn arrest in zoverre geen bindende kracht toekomt.