JOL 2006, 653:Onteigening. Vaststelling vergoeding voor bijkomende schade; voortgezet gebruik steeds schadebeperkende omstandigheid?; renteschade; proceskosten. Voortgezet gebruik van het onteigende na inschrijving van het vonnis houdende de vervroegde onteigende kan slechts als een schadebeperkende omstandigheid in aanmerking worden genomen in gevallen waarin dat voortgezet gebruik door de onteigende partij is aangeboden op een tijdstip dat is gelegen vóór de datum van dat vonnis, of waarin sprake is van een tot schadebeperking strekkend aanbod tot (verder) voortgezet gebruik dat, hoewel gedaan na voornoemde datum, door de onteigende is aanvaard. De onteigeningsrechter kan tot het oordeel komen dat het nadeel dat de gerechtigde tot de schadeloosstelling ondervindt indien de schadeloosstelling hem op de inschrijvingsdatum van het vonnis houdende vervroegde onteigening niet volledig in de vorm van een voorschot is uitbetaald, geheel of ten dele wordt goedgemaakt door het voordeel dat de gerechtigde gedurende de periode tussen de inschrijvingsdatum en de datum van het in art. 54t Ow bedoelde vonnis toevalt wegens voortgezet gebruik om niet van het onteigende. Daarvoor is echter geen ruimte als de rechter dat voordeel reeds bij de bepaling van de stagnatieschade als onderdeel van de bijkomende schade heeft verdisconteerd. Onjuist is de opvatting dat kosten van juridische bijstand en andere deskundige bijstand die niet zijn gemaakt in het kader van de onteigeningsprocedure zelf, op de voet van art. 50 Ow als kosten van het proces ten laste van de onteigende partij komen.