RFR 2006, 123
Kinderontvoering. Is er sprake van daadwerkelijke uitoefening van het gezag in de zin van art. 3 lid 1, aanhef en onder b, en art. 13 lid 1, aanhef en onder a, HKOV indien degene aan wie het gezagsrecht is toegekend, het kind niet feitelijk verzorgt en opvoedt?
HR 20-10-2006, ECLI:NL:HR:2006:AY7937
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20 oktober 2006
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
R06/042HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
AY7937
- JCDI
JCDI:ADS871377:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AY7937, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑10‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AY7937, Uitspraak, Hoge Raad, 20‑10‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑04‑2006
- Wetingang
Haags Verdrag burgerrechtelijke aspecten internationale ontvoering van kinderen art. 3 lid 1; Haags Verdrag burgerrechtelijke aspecten internationale ontvoering van kinderen art. 13 lid 1
Essentie
Is er sprake van daadwerkelijke uitoefening van het gezag in de zin van art. 3 lid 1, aanhef en onder b, en art. 13 lid 1, aanhef en onder a, HKOV indien degene aan wie het gezagsrecht is toegekend, het kind niet feitelijk verzorgt en opvoedt?
Samenvatting
Partijen zijn in Bonn (Duitsland) met elkaar gehuwd en uit dit huwelijk zijn twee kinderen geboren. Partijen zijn in juni 2003 uit elkaar gegaan en de kinderen verblijven sindsdien bij de moeder. Op 24 juni 2005 heeft het Amtsgericht de echtscheiding uitgesproken. Bij een opvolgende beslissing heeft ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.