JOL 2006, 600:Vervolging t.z.v. schending inlichtingenplicht ex art. 47 AWR na navorderingaanslagen en vergrijpboeten; strijd met ‘una via’-beginsel?; maatstaf. De vergrijpen waarvoor de inspecteur krachtens art. 67d en 67e AWR boeten kan opleggen en waarop art. 69e AWR betrekking heeft, dienen voor de toepassing van het, mede aan laatstgenoemd artikel ten grondslag liggende ‘una via’-beginsel te worden onderscheiden van de schending van de in art. 47 lid 1 sub a AWR neergelegde algemene verplichting van een belastingplichtige om aan de inspecteur, indien deze daarom vraagt, de gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de belastingheffing t.a.v. die belastingplichtige van belang kunnen zijn. Het niet, dan wel onjuist of onvolledig doen van een aangifte is een andere gedraging dan het niet, onjuist of onvolledig verstrekken van de onder art. 47 AWR gevraagde inlichtingen. Indien echter dit laatste te wijten is aan opzet van de belastingplichtige en aangenomen moet worden dat als direct gevolg van een zodanige schending van die inlichtingenplicht te weinig belasting is geheven, is sprake van een vergrijp als bedoeld in art. 67e AWR en kan zich een samenloop voordoen van laatstgenoemde bepaling van art. 69 AWR.