JOL 2006, 597:Onrechtmatige overheidsdaad (strafrechtelijk optreden). Criteria ter beoordeling onrechtmatigheidsvraag. Gebleken-onschuld criterium: reikwijdte. ‘Égalité’-beginsel. Voor een voormalige verdachte die schade heeft geleden als gevolg van strafrechtelijk optreden van politie en justitie bestaan twee mogelijkheden tot schadevergoeding op de voet van onrechtmatige overheidsdaad: (i) van de aanvang af heeft een rechtvaardiging voor dat optreden ontbroken doordat dit optreden, beoordeeld naar het tijdstip waarop het plaats heeft, in strijd was met een publiekrechtelijke rechtsnorm, neergelegd in de wet of in het ongeschreven recht, waaronder het geval dat van de aanvang af een redelijk vermoeden van schuld in de zin van art. 27 Sv. heeft ontbroken, en (ii) ongeacht of in strijd met een publiekrechtelijke rechtsnorm is gehandeld, blijkt uit de uitspraak van de strafrechter of anderszins uit de stukken betreffende de niet met een bewezenverklaring geëindigde strafzaak van de onschuld van de verdachte en van het ongefundeerd zijn van de verdenking waarop het optreden van politie of justitie berustte. Er is geen reden in dit stelsel een afwijkende maatstaf te hanteren voor gevallen waarin het optreden van politie, of justitie zich heeft beperkt tot opsporing en vervolging en waarin het niet is gekomen tot de toepassing van enig strafvorderlijk middel.