JOL 2006, 576:Faillissementsrecht. Getuigenverhoor op de voet van art. 66 Fw; strekking; hoger beroep van beslissingen in kader art. 66 Fw; regels voor voorlopig getuigenverhoor van overeenkomstige toepassing?; verhoor ter openbare terechtzitting?Alle beslissingen die de rechter-commissaris neemt in het kader van de uitoefening van zijn in art. 66 Fw gegeven bevoegdheden dienen voor de toepassing van art. 67 Fw te worden aangemerkt als beschikkingen, met uitzondering van maatregelen die enkel worden genomen ter verzekering van de geregelde loop van het getuigenverhoor. Alleen degene die ‘partij’ was bij de beschikking van de rechter-commissaris heeft het recht van hoger beroep. De Bank is als ‘partij’ aan te merken nu zij het tot de onderhavige beschikkingen leidende verzoek (om het verhoor te mogen bijwonen) heeft gedaan. De Bank komt in het kader van een getuigenverhoor op de voet van art. 66 Fw niet dezelfde rechten toe als die welke toekomen aan een wederpartij bij een voorlopig getuigenverhoor, aangezien de strekking van het getuigenverhoor op grond van art. 66 Fw een andere is dan die van een voorlopig getuigenverhoor en de rechten van een derde, zoals de Bank, t.a.v. bewijslevering in een eventuele latere procedure niet door het verhoor op grond van art. 66 Fw worden geraakt. Gelet op de strekking van en de gevolgen verbonden aan het verhoor op de voet van art. 66 Fw, vindt het verhoor niet plaats ter openbare terechtzitting. De rechter-commissaris kan, naargelang hem dat geraden voorkomt, derden als toehoorders al of niet tot het verhoor toelaten.