RFR 2006, 108
Familieprocesrecht. Heeft het hof bij de toepassing van het Marokkaanse recht zijn motiveringsplicht alsmede zijn plicht tot aanvulling van de rechtsgronden ex art. 25 Rv geschonden?
HR 15-09-2006, ECLI:NL:PHR:2006:AV9446
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 september 2006
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, P.C. Kop, J.C. van Oven, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
R05/122HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
AV9446
- JCDI
JCDI:ADS871389:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Juridische beroepen / Rechter
Internationaal privaatrecht (V)
Staatsrecht / Rechtspraak
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2006:AV9446, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑09‑2006
ECLI:NL:PHR:2006:AV9446, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑09‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑09‑2005
- Wetingang
Essentie
Heeft het hof bij de vaststelling en de toepassing van het Marokkaanse recht zijn motiveringsplicht alsmede zijn plicht tot aanvulling van de rechtsgronden ex art. 25 Rv geschonden?
Samenvatting
De man en de vrouw zijn op 9 april 1968 te Nador, Marokko, met elkaar gehuwd. Beiden hebben de Marokkaanse nationaliteit en hebben hun gewone verblijfplaats in Nederland.
In een eerder verzoek van de man om — primair naar Nederlands recht, subsidiair naar Marokkaans recht — tussen partijen echtscheiding uit te spreken is de man bij beschikking van de Rb. Amsterdam van 22 december 1999 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.