JOL 2006, 358:Niet-verschijnen gedaagde ter comparitie; bevoegdheid rechter ex art. 88 lid 4 Rv; motiveringsplicht. Oordeel dat gedaagde op grond van proceshouding verweer heeft prijsgegeven; maatstaf; motiveringsplicht. Ook voor de beslissing waarbij de rechter op grond van de hem door art. 88 lid 4 Rv gegeven bevoegdheid uit een niet-verschijning ter comparitie de gevolgtrekking te maken die hij geraden acht, geldt dat zij ten minste zodanig moet worden gemotiveerd dat zij voldoende inzicht geeft in de daaraan ten grondslag liggende gedachtegang. De rechter kan slechts ervan uitgaan dat een partij een verweer heeft prijsgegeven indien dat, uitdrukkelijk of stilzwijgend, op ondubbelzinnige wijze is geschied. Een en ander brengt in een geval waarin de rechter op grond van de proceshouding van een partij oordeelt dat die partij haar verweer heeft prijsgegeven, mee dat de rechter in de motivering van zijn beslissing tot uitdrukking brengt op grond van welke feiten en omstandigheden moet worden aangenomen dat dit prijsgeven ondubbelzinnig voortvloeit uit de proceshouding van die partij.