JOL 2006, 358
Niet-verschijnen gedaagde ter comparitie; bevoegdheid rechter ex art. 88 lid 4 Rv; motiveringsplicht. Oordeel dat gedaagde op grond van proceshouding verweer heeft prijsgegeven; maatstaf; motiveringsplicht. Ook voor de beslissing waarbij de rechter op grond van de hem door art. 88 lid 4 Rv gegeven bevoegdheid uit een niet-verschijning ter comparitie de gevolgtrekking te maken die hij geraden acht, geldt dat zij ten minste zodanig moet worden gemotiveerd dat zij voldoende inzicht geeft in de daaraan ten grondslag liggende gedachtegang. De rechter kan slechts ervan uitgaan dat een partij een verweer heeft prijsgegeven indien dat, uitdrukkelijk of stilzwijgend, op ondubbelzinnige wijze is geschied. Een en ander brengt in een geval waarin de rechter op grond van de proceshouding van een partij oordeelt dat die partij haar verweer heeft prijsgegeven, mee dat de rechter in de motivering van zijn beslissing tot uitdrukking brengt op grond van welke feiten en omstandigheden moet worden aangenomen dat dit prijsgeven ondubbelzinnig voortvloeit uit de proceshouding van die partij.
HR 09-06-2006, ECLI:NL:PHR:2006:AW2089 (Janssen/Hobbelen)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
9 juni 2006
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, E.J. Numann, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C05/082HR
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
AW2089
- Roepnaam
Janssen/Hobbelen
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2006:AW2089, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 09‑06‑2006
ECLI:NL:PHR:2006:AW2089, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑06‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑02‑2005
Essentie
Niet-verschijnen gedaagde ter comparitie; bevoegdheid rechter ex art. 88 lid 4 Rv; motiveringsplicht. Oordeel dat gedaagde op grond van proceshouding verweer heeft prijsgegeven; maatstaf; motiveringsplicht.
Ook voor de beslissing waarbij de rechter op grond van de hem door art. 88 lid 4 Rv gegeven bevoegdheid uit een niet-verschijning ter comparitie de gevolgtrekking te maken die hij geraden acht, geldt dat zij ten minste zodanig moet worden gemotiveerd dat zij voldoende inzicht geeft in de daaraan ten grondslag liggende gedachtegang. De rechter kan slechts ervan uitgaan dat een partij een verweer heeft prijsgegeven indien dat, uitdrukkelijk of ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.