JOL 2006, 320
Kort geding. Sprongcassatie. Onrechtmatige overheidsdaad jegens verdachte door weigering OM strafvervolging in te stellen? Verdenking van strafbare feiten in Nederland en Frankrijk: recht op concentratie van strafprocedures? Schengen Uitvoeringsovereenkomst. Kaderbesluit Europees aanhoudingsbevel. ‘Guidelines’ van Eurojust college. Effectieve en met voldoende waarborgen omgeven rechtsgang. In het Nederlandse strafrecht en in het strafrecht van de Europese Unie kan niet een ‘beginsel van goede interstatelijke procesorde’ worden aangewezen waaruit een recht op concentratie van strafprocedures in Nederland voortvloeit voor een geval als het onderhavige, waarin — naar het middel tot uitgangspunt neemt — thans eiseres tot cassatie onder dezelfde persoonlijke omstandigheden twee materieel dezelfde strafbare feiten heeft gepleegd, die in Nederland en Frankrijk strafbaar en vervolgbaar zijn, terwijl in Nederland reeds voor een van deze feiten strafvervolging is ingesteld. In het bijzonder kan noch aan doel en strekking van art. 54 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst en van art. 4 van het Kaderbesluit van de Raad van de EU betreffende het Europees aanhoudingsbevel, noch aan de interne ‘Guidelines’ van Eurojust College — nog daargelaten of deze richtlijnen als recht in de zin van art. 79 Ro kunnen worden aangemerkt — een aanknopingspunt worden ontleend voor zodanig recht en de op dit recht te baseren beperking van de beleidsvrijheid van het OM te besluiten eiseres in Nederland niet te vervolgen voor het Franse feit. Waar de voorzieningenrechter de vordering van eiseres de Staat te bevelen over te gaan tot vervolging van eiseres ter zake van het Franse feit inhoudelijk heeft getoetst, faalt bij gebrek aan belang de klacht dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat voor eiseres, die in haar beklag tegen de beslissing tot niet vervolging voor het Franse feit niet-ontvankelijk is verklaard op de grond dat zij als verdachte niet kan worden aangemerkt als een rechtstreeks belanghebbende in de zin van art. 12 Sv, een effectieve en met voldoende waarborgen omklede rechtsgang dient open te staan tegen de beslissing van de officier van justitie haar niet te vervolgen.
HR 19-05-2006, ECLI:NL:HR:2006:AV1110
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
19 mei 2006
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
C05/157HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AV1110
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht (V)
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
EU-recht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AV1110, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑05‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AV1110, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑05‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑06‑2005
Essentie
Kort geding. Sprongcassatie. Onrechtmatige overheidsdaad jegens verdachte door weigering OM strafvervolging in te stellen? Verdenking van strafbare feiten in Nederland en Frankrijk: recht op concentratie van strafprocedures? Schengen Uitvoeringsovereenkomst. Kaderbesluit Europees aanhoudingsbevel. ‘Guidelines’ van Eurojust college. Effectieve en met voldoende waarborgen omgeven rechtsgang.
In het Nederlandse strafrecht en in het strafrecht van de Europese Unie kan niet een ‘beginsel van goede interstatelijke procesorde’ worden aangewezen waaruit een recht op concentratie van strafprocedures in Nederland voortvloeit voor een geval als het onderhavige, waarin — naar het middel tot uitgangspunt neemt — thans eiseres tot cassatie onder dezelfde persoonlijke omstandigheden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.