JOL 2006, 281:Pachtzaak. Bevoegde rechter. Ambtshalve onbevoegdverklaring met verwijzing naar of door de pachtrechter; verwijzing naar rechter van gelijke rang; geen hogere voorziening; gebondenheid rechter naar wie is verwezen. Termijn hoger beroep. Een rechter die oordeelt dat een pachtzaak bij hem is aangebracht tot behandeling en beslissing waarvan hij niet bevoegd is, moet zich, zo nodig ambtshalve, onbevoegd verklaren en dient de zaak te verwijzen naar de pachtrechter; omgekeerd dient de pachtrechter bij wie een niet-pachtzaak is aangebracht zich, zo nodig ambtshalve, onbevoegd te verklaren en de zaak te verwijzen naar de tot behandeling en beslissing van die zaak bevoegde rechter. Een zodanige verwijzing naar of door de pachtrechter is een verwijzing naar een rechter van gelijke rang. Aangenomen moet worden dat tegen een uitspraak die een zodanige beslissing bevat, geen hogere voorziening openstaat en dat de rechter naar wie de zaak is verwezen, aan die verwijzing is gebonden. Een hoger beroep dat zich richt tegen een vonnis van de rechtbank dient te worden ingesteld binnen de in art. 339 lid 1 Rv gestelde termijn.