RFR 2006, 74
Huwelijksvermogensrecht. Welke maatstaf moet worden gehanteerd bij de beantwoording van de vraag of de vrouw bij de verdeling heeft gedwaald?
HR 28-04-2006, ECLI:NL:HR:2006:AV8719
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28 april 2006
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
C05/027HR
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AV8719
- JCDI
JCDI:ADS871416:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Goederenrecht / Gemeenschap
Vermogensrecht (V)
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Erfrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AV8719, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑04‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AV8719, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑04‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑01‑2005
- Wetingang
BW art. 3:196; BW art. 3:199; BW art. 6:228
Essentie
Welke maatstaf moet worden gehanteerd bij de beantwoording van de vraag of de vrouw bij de verdeling heeft gedwaald?
Samenvatting
Partijen hebben ter verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap, o.m. bestaande uit alle 40 aandelen in een holding, welke 50% van de aandelen van een werkmaatschappij hield, een deskundige aangewezen om de waarde van de aandelen per 31 december 1998 bindend vast te stellen. In maart 1999 is bij advies de waarde bepaald op ƒ 3 546 000. Partijen hebben in afwijking daarvan de waarde vastgesteld op ƒ 3 000 000. Op 28 februari 2001 is een notariële verdelingsakte verleden, waarbij de 40 aandelen aan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.