RFR 2006, 73
Huwelijksvermogensrecht. Zijn de grenzen van de rechtsstrijd overtreden door te oordelen dat aan het bewijsvermoeden van art. 1:141 lid 3 BW niet kan worden toegekomen, omdat de vrouw in de administratieve verslaglegging is tekortgeschoten en de man daardoor in bewijsnood is komen te verkeren?
HR 28-04-2006, ECLI:NL:HR:2006:AV0043
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28 april 2006
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, E.J. Numann, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C04/260HR
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AV0043
- JCDI
JCDI:ADS871398:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AV0043, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑04‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AV0043, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑04‑2006
- Wetingang
Essentie
Zijn de grenzen van de rechtsstrijd overtreden door te oordelen dat aan het bewijsvermoeden van art. 1:141 lid 3 BW niet kan worden toegekomen, omdat de vrouw in de administratieve verslaglegging is tekortgeschoten en de man daardoor in bewijsnood is komen te verkeren?
Samenvatting
Partijen zijn in 1972 gehuwd op huwelijkse voorwaarden, inhoudende een verrekenbeding. Tijdens het huwelijk heeft de man uit de nalatenschap van zijn moeder de echtelijke woning toegedeeld gekregen. Aangezien het aandeel van de man in de nalatenschap beperkt bleef tot een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.