RFR 2006, 71
Huwelijksvermogensrecht. Hoe dient tussen in gemeenschap van vruchten en inkomsten gehuwd geweest zijnde echtgenoten de verdeling plaats te vinden van de meerwaarde van een op beider naam staande woning?
HR 21-04-2006, ECLI:NL:PHR:2006:AU8938
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 april 2006
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C04/196HR
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AU8938
- JCDI
JCDI:ADS871395:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht (V)
Goederenrecht / Gemeenschap
Vermogensrecht (V)
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
Erfrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2006:AU8938, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑04‑2006
ECLI:NL:PHR:2006:AU8938, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑04‑2006
- Wetingang
BW art. 1:123; BW art. 3:166
Essentie
Hoe dient tussen in gemeenschap van vruchten en inkomsten gehuwd geweest zijnde echtgenoten de verdeling plaats te vinden van de meerwaarde van een op beider naam staande woning?
Samenvatting
Partijen zijn gehuwd geweest onder huwelijkse voorwaarden houdende een gemeenschap van vruchten en inkomsten. Zij zijn gedurende het huwelijk gezamenlijk (en dus ieder voor de helft) eigenaar geworden van een woning. Op grond daarvan bestaat tussen hen een ten opzichte van de gemeenschap van vruchten en inkomsten afzonderlijke gemeenschap met betrekking tot de woning. De koopprijs van de woning bedroeg ƒ 454 000. Voor de aankoop van de woning hebben partijen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.