NJ 2006, 559
Ontvankelijkheid cassatieberoep; onjuiste partijaanduiding. Staat van wijzen (oud recht).
HR 25-11-2005, ECLI:NL:PHR:2005:AU1955
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
25 november 2005
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, E.J. Numann, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
C04/235HR
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
AU1955
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Burgerlijk procesrecht (V)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2005:AU1955, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 25‑11‑2005
ECLI:NL:PHR:2005:AU1955, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑11‑2005
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑06‑2004
- Wetingang
Rv (oud) art. 255; BW art. 2:309; BW art. 2:311
Essentie
Ontvankelijkheid cassatieberoep; onjuiste partijaanduiding. Staat van wijzen (oud recht).
Falend beroep van thans verweerster in cassatie sub 3 op de niet-ontvankelijkheid van thans eiseres tot cassatie in haar cassatieberoep op grond van onjuiste tenaamstelling van verweerster wegens ontbreken van een daarbij in rechte te respecteren belang.
Falende rechts- en motiveringsklachten tegen het (terecht onder toepassing van het vóór 1 januari 2002 geldende procesrecht gegeven) oordeel van het hof dat door het defungeren van de procureur de procedure niet van rechtswege is geschorst doordat de zaak in staat van wijzen was, en dat de zaak in staat van wijzen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.