RvdW 2005, 121
Wet BOPZ. ‘Paraplumachtiging’ nog geoorloofd na 1 januari 2004?
HR 11-11-2005, ECLI:NL:HR:2005:AT8788
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11 november 2005
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, J.C. van Oven
- Zaaknummer
R05/065HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AT8788
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2005:AT8788, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑11‑2005
ECLI:NL:HR:2005:AT8788, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑11‑2005
- Wetingang
Essentie
Wet BOPZ. ‘Paraplumachtiging’ nog geoorloofd na 1 januari 2004?
Voor het gebruik van de methode van de ‘paraplumachtiging’ in gevallen waarin een daadwerkelijke opneming van de betrokkene, al is het maar voor een korte duur, niet in de bedoeling ligt, is na 1 januari 2004 (datum inwerkingtreding Wet van 13 juli 2002, Stb. 431) geen plaats meer. In dergelijke gevallen moet gebruik worden gemaakt van het juist met het oog op die gevallen ingevoerde instrument van de voorwaardelijke machtiging, waarbij de instemming van de betrokkene met het behandelingsplan en diens bereidverklaring tot naleving van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.