RFR 2006, 2
Gezag en omgang. Maatstaven art. 1:377a lid 3 en 377f BW. Onbegrijpelijk oordeel t.z.v. omgangsregeling met niet-verzorgende/niet met het gezag belaste ouder na negatief rapport van de Raad.
HR 07-10-2005, ECLI:NL:PHR:2005:AT8249
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 oktober 2005
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, E.J. Numann, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
R04/133HR
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
AT8249
- JCDI
JCDI:ADS125411:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2005:AT8249, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 07‑10‑2005
ECLI:NL:PHR:2005:AT8249, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑10‑2005
- Wetingang
BW art. 1:377a; BW art. 1:377f
Essentie
Procesrecht. Maatstaven art. 1:377a lid 3 en 377f BW. Zonder afdoende motivering omgangsregeling met niet-verzorgende en niet met het gezag belaste ouder opgelegd ondanks eerder uitgebracht negatief rapport van de Raad: onbegrijpelijk.
Samenvatting
De moeder en de vader hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, waaruit de minderjarige kinderen zijn geboren, een dochter in 1993 en een zoon in 1996. De vader is de biologische vader van de kinderen. De moeder heeft alleen het gezag over de kinderen die bij haar verblijven. De dochter is door de vader erkend. De rechtbank heeft het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.